woensdag 29 december 2021
Originele publicatie downloaden:
Type bekendmaking:
beleidsregel



Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2022

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leiderdorp;

 

gelet op de relevante artikelen in vingerende Verordening Maatschappelijke ondersteuning Leiderdorp;

 

besluit vast te stellen de:

 

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2022

 

Hoofdstuk 1. Toegangsprocedure

Artikel 1.1. Inleiding

Als een inwoner of zijn vertegenwoordiger zich meldt met een vraag om ondersteuning, wordt onderzocht of de inwoner hiervoor in aanmerking komt. Incluzio Leiderdorp onderzoekt de situatie van de inwoner en het college toetst het onderzoeksverslag en advies aan de Verordening en de beleidsregels en beslist op grond hiervan of een maatwerkvoorziening wordt toegekend.

Artikel 1.2. Melding

Met een melding verzoekt een inwoner het college om te onderzoeken of hij of zij in aanmerking komt voor ondersteuning. De melding kan bij Incluzio Leiderdorp worden gedaan. Een melding is vormvrij en wordt geregistreerd en bevestigd.

Artikel 1.3 Scheiding melding en aanvraag

Een melding is geen aanvraag voor een maatwerkvoorziening. Als het onderzoek, dat volgt op de melding, is afgerond, kan een inwoner een aanvraag indienen.

Artikel 1.4 Behandeling melding

Na de melding wordt contact opgenomen met de aanvrager en eventuele mantelzorger. Bij het eerste contact komen de procedureregels, de mogelijkheid tot cliëntondersteuning en de optie om een persoonlijk plan in te dienen aan de orde. Het college heeft Incluzio Leiderdorp de opdracht gegeven om de onderzoeken uit te voeren.

Artikel 1.4.1 Onafhankelijke cliëntondersteuning

Voor de start van het onderzoek vertelt Incluzio Leiderdorp de inwoner over de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning. Het gaat hierbij om ondersteuning in de vorm van informatie en advies over maatschappelijke ondersteuning en hulp bij het verkrijgen daarvan.

Artikel 1.4.2 Persoonlijk plan

Incluzio Leiderdorp vertelt de inwoner over de mogelijkheid om, indien van toepassing, een persoonlijk plan in te dienen. In het persoonlijk plan beschrijft de inwoner, al dan niet met behulp van een onafhankelijk cliëntondersteuner, welke vorm van ondersteuning naar zijn mening het beste van toepassing is op zijn situatie. Het persoonlijk plan moet voor de start van het onderzoek worden aangeleverd.

Artikel 1.5 Onderzoek

Het onderzoek wordt binnen zes weken na de melding uitgevoerd. Het college bespreekt met de inwoner wat de hulpvraag inhoudt en waaruit de behoefte aan ondersteuning bestaat. De inwoner is verplicht om zich tijdens het onderzoek te identificeren aan de hand van een geldig identiteitsbewijs.

 

Het onderzoek verloopt zoals omschreven in artikel 5 van de Verordening en is daarmee conform aan de onderzoek stappen van de Centrale Raad van Beroep. Daarbij stel het college in het onderzoek door een aantal stappen de volgende zaken vast:

  • A.

    De hulpvraag van de aanvrager;

  • B.

    Welke problemen zich voordoen bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie;

  • C.

    Welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is voor een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid van de aanvrager;

  • D.

    In hoeverre eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere in het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de benodigde hulp en ondersteuning kunnen bieden.

Artikel 1.5.1 Procedureregels en opschorten beslistermijn

De inwoner verschaft Incluzio Leiderdorp de gegevens die nodig zijn voor het onderzoek. Als de inwoner niet de benodigde gegevens, documenten of medewerking verleent aan het onderzoek, kan de beslistermijn worden opgeschort.

Artikel 1.5.2 Mantelzorg en dreigende overbelasting

Incluzio Leiderdorp onderzoekt of er mantelzorg aanwezig is en of er maatregelen genomen moeten worden om de mantelzorger te ondersteunen en/of om (dreigende) overbelasting te voorkomen (zie ook bijlage 1 ‘Dreigende overbelasting mantelzorgers’).

Artikel 1.6 Verslag

Na het gesprek met Incluzio Leiderdorp ontvangt de inwoner het gespreksverslag van Incluzio Leiderdorp met de uitkomst van het onderzoek en het advies van Incluzio Leiderdorp aan de gemeente. Het verslag moet worden getekend door de inwoner en Incluzio Leiderdorp voordat deze behandeld kan worden door het college.

Artikel 1.6.1 Verschil van mening over het verslag

Wanneer de inwoner het niet eens is met de inhoud van het verslag, kunnen opmerkingen worden besproken met Incluzio Leiderdorp en kan het verslag worden aangepast. De inwoner wordt gevraagd mogelijke opmerkingen zo spoedig mogelijk door te geven, aangezien het onderzoek pas na ondertekening beoordeeld kan worden door de gemeente.

 

Verschillen de inwoner en Incluzio Leiderdorp met elkaar van mening over het verslag, dan kan de inwoner zijn opmerkingen aan het daarvoor bestemde tekstvlak in het verslag toevoegen. De onafhankelijk cliëntondersteuner kan hierbij ondersteunen wanneer gewenst (zie ook artikel 1.4.1).

Artikel 1.7 Aanvraag maatwerkvoorziening

Na ontvangst van een aanvraag voor een maatwerkvoorziening, heeft het college twee weken de tijd om een beschikking voor een maatwerkvoorziening af te geven.

Artikel 1.7.1 Inwinnen advies

Het college kan besluiten om advies in te winnen van een (medisch) deskundige. In dat geval moet het advies worden afgewacht, voordat het onderzoek kan worden afgerond. De beslistermijn wordt in deze gevallen uitgesteld met 4 tot 8 weken op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht. De gemeente stuurt een brief aan de inwoner om de inwoner hiervan op de hoogte te stellen.

Artikel 1.8 Beschikking voor een maatwerkvoorziening

Het college is verplicht om een beschikking af te geven over de aanvraag van een maatwerkvoorziening. Met een beschikking wordt het collegebesluit bedoeld waarin wordt aangegeven of de inwoner een Wmo-voorziening krijgt toegewezen. De beschikking kan zowel toekennend als afwijzend zijn.

 

In de beschikking voor een toegekende maatwerkvoorziening staat in ieder geval:

  • -

    welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt;

  • -

    het beoogde resultaat;

  • -

    de verplichtingen die zijn verbonden aan de verstrekte maatwerkvoorziening;

  • -

    mogelijk: dat een eigen bijdrage van de inwoner wordt verwacht;

  • -

    de hoogte van het persoonsgebonden budget (bij verstrekking van een maatwerkvoorziening door middel van een persoonsgebonden budget);

  • -

    de mogelijkheid om tegen de beslissing in bezwaar te gaan.

Artikel 1.9 Eigen bijdrage maatwerkvoorziening

Vanaf 2019 geldt voor maatwerkvoorzieningen het landelijke abonnementstarief. Dat wil zeggen dat een inwoner maximaal € 19,- per maand als eigen bijdrage krijgt opgelegd en dat het CAK deze int. De eigen bijdrage wordt opgelegd tot 100 procent van de kostprijs is bereikt behalve voor de bij Verordening uitgezonderde voorzieningen.1

 

  • -

    Voor de maatwerkvoorzieningen in de vorm van diensten, zoals Huishoudelijke ondersteuning, en Begeleiding geldt dat de eigen bijdrage wordt opgelegd zolang de inwoner de maatwerkvoorziening ontvangt;

  • -

    Voor hulpmiddelen zoals scootmobielen geldt dat de eigen bijdrage wordt opgelegd zolang de inwoner het hulpmiddel in bruikleen heeft;

  • -

    Voor woningaanpassingen geldt dat de eigen bijdrage wordt opgelegd totdat 75% van de kostprijs is betaald.

  • -

    Voor een persoonsgebonden budget geldt dat de eigen bijdrage wordt opgelegd zolang de inwoner het persoonsgebonden budget ontvangt.

Artikel 1.9.1 Start eigen bijdrage

De gemeente meldt aan het CAK wanneer de eigen bijdrage moet starten en stoppen. In de gemeente Leiderdorp is afgesproken dat de eigen bijdrage start op het moment dat de gemeente de voorziening start via een beschikking plus twee weken.

 

Uitzondering daarop zijn woningaanpassingen, daarvoor geldt dat de daadwerkelijke levering van de woningaanpassing als startmoment voor de eigen bijdrage geldt. De reden daarvan is dat een beschikking voor een woningaanpassing (bijvoorbeeld voor een traplift) wordt afgegeven waarna de leverancier de opdracht krijgt tot levering.

Artikel 1.9.2 Eigen bijdrage voor maatwerkvoorziening in gemeenschappelijke ruimte

Ten aanzien van een maatwerkvoorziening die wordt geplaatst in gemeenschappelijke ruimten, zoals elektrische deuropeners, wordt in principe een eigen bijdrage verlangd van de aanvrager. Wanneer uit de praktijk blijkt dat een groep inwoners belang heeft bij de maatwerkvoorziening, kan het college ervoor kiezen om geen eigen bijdrage in de kosten op te leggen.

Hoofdstuk 2. Beoordelingscriteria maatwerkvoorzieningen

Artikel 2.1 Inleiding

Tijdens de onderzoeksfase wordt onderzocht waar de inwoner ondersteuning bij nodig heeft en wordt gekeken wat de mogelijkheden zijn ten aanzien van de inzet van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen, gebruikelijke voorzieningen en voorliggende wet- en regelgeving.

Artikel 2.2 Ondersteuningsterreinen

Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als hij een beperking ondervindt op één of meerdere van onderstaande terreinen:

  • -

    sociale redzaamheid;

  • -

    bewegen en verplaatsen;

  • -

    probleemgedrag;

  • -

    psychisch functioneren;

  • -

    geheugen- en oriëntatiestoornissen.

Zie bijlage 2 voor de uitwerking van de van de verschillende terreinen waarop een inwoner een beperking kan ondervinden.

Artikel 2.3 Algemene voorzieningen

Een algemene voorziening is voorliggend voor een maatwerkvoorziening. Met een algemene voorziening wordt verwezen naar een voorziening die toegankelijk is voor alle inwoners mét en zonder beperkingen. Voorbeelden zijn het openbaar vervoer en ontmoetingsochtenden. Ook ondersteuning en begeleiding via Incluzio Leiderdorp is een algemene voorziening. Om gebruik te kunnen maken van een algemene voorziening is geen toestemming en doorverwijzing van het college nodig. Eventueel kan er sprake zijn van een lichte toegangstoets, maar er wordt geen beschikking afgegeven. Bijlage 3 bevat een lijst met voorbeelden van algemene voorzieningen.

Artikel 2.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

Een algemeen gebruikelijke voorziening is voorliggend op een maatwerkvoorziening. Met een algemeen gebruikelijke voorziening wordt verwezen naar een voorziening:

  • -

    niet specifiek bedoeld voor mensen met een beperking;

  • -

    in de reguliere handel verkrijgbaar;

  • -

    niet duurder is dan soortgelijke producten;

  • -

    die een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt tot zelfredzaamheid of participatie in staat is.

Voorbeelden zijn een elektrische fiets of een verhoogd toilet.

 

Niet relevant is of een inwoner gebruik wil maken van een algemeen gebruikelijke voorziening. Algemeen gebruikelijk voorzieningen worden niet vergoed vanuit de Wmo, maar zijn voor de rekening van de inwoner. Bijlage 4 bevat een lijst met voorbeelden van algemeen gebruikelijke voorzieningen.

Artikel 2.5 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke zorg is per definitie zorg waarop geen aanspraak bestaat vanuit de Wmo. Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die huisgenoten elkaar worden geacht te bieden. Bij de beoordeling of er sprake is van gebruikelijke hulp wordt gekeken naar:

  • -

    de aard en omvang van de ondersteuningsbehoefte;

  • -

    de aard van de relatie met de inwoner;

  • -

    de leeftijd van inwonende kinderen;

  • -

    de mogelijkheid om de gebruikelijke hulp aan te leren.

Van een huisgenoot wordt geen gebruikelijke hulp verwacht wanneer hij een belemmerende beperking heeft en/of kennis dan wel vaardigheden mist om gebruikelijke hulp aan de inwoner te bieden en deze vaardigheden aan te leren.

Artikel 2.5.1 Aard en de omvang ondersteuningsbehoefte

De ondersteuningsbehoefte van de inwoner kan van dusdanige omvang zijn dat er (deels) niet meer gesproken kan worden van gebruikelijke hulp. Dit kan als boven-gebruikelijk worden aangemerkt. Van boven-gebruikelijke hulp is bijvoorbeeld sprake wanneer inwoners elkaar bij ziekte of handicap langdurig meer zorg bieden dan wat binnen de sociale relatie gewoon is.

Artikel 2.5.2 Aard van de relatie met de inwoner

Wat als gebruikelijke hulp wordt aangemerkt, kan voor een partner of ouder anders zijn dan voor een kind. Als uitgangspunt geldt dat van een partner meer wordt verwacht in het kader van gebruikelijke hulp, dan van kinderen ten opzichte van hun ouders. Ouders (of verzorgers) hebben een zorgplicht ten opzichte van hun kinderen. Bij uitval van één van de ouders, wordt verwacht dat de andere ouder de gebruikelijke hulp voor de kinderen overneemt.

Artikel 2.5.3 Leeftijd en ontwikkelingsfase van inwonende kinderen

Van thuiswonende kinderen wordt verwacht dat zij huishoudelijke taken uitvoeren. Het bieden van ondersteuning, zoals begeleiding, ligt minder voor de hand.

 

De volgende uitgangspunten zijn van toepassing:

  • -

    kinderen tot 5 jaar leveren geen bijdrage aan de huishouding;

  • -

    kinderen tussen 5-12 jaar worden betrokken bij lichte huishoudelijke werkzaamheden, zoals opruimen, tafeldekken, afwassen en een boodschap doen;

  • -

    kinderen vanaf 13 jaar kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden: rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen;

  • -

    Van een thuiswonende 18 tot 23-jarige wordt verwacht dat hij een eenpersoonshuishouden kan voeren en eventuele jongere gezinsleden kan verzorgen en begeleiden.

Artikel 2.5.4 Mogelijkheid om gebruikelijke hulp aan te leren

Het is mogelijk dat een huisgenoot niet weet hoe hij gebruikelijke hulp kan verlenen, maar dat wel kan aanleren. Er kan dan tijdelijk een maatwerkvoorziening worden ingezet om de gebruikelijke hulp aan te leren, zie hiervoor bijvoorbeeld artikel 3.3.4.

Artikel 2.6 Mantelzorg

Mantelzorg is zorg of ondersteuning die een inwoner ontvangt van iemand uit zijn directe omgeving. Het gaat om onbetaalde ondersteuning die:

  • -

    huisgenoten, familie, vrienden, kennissen, collega’s en buren verlenen en voortkomt uit onderlinge

  • -

    relaties;

  • -

    wordt verleend vanwege gezondheidsproblemen of beperkingen tot in een terminale fase;

  • -

    varieert van huishoudelijke ondersteuning, persoonlijke verzorging tot begeleiding;

  • -

    in principe langer dan 3 maanden en meer dan 8 uur per week wordt verleend en die boven de gebruikelijke hulp uitstijgt in zwaarte, duur en/of intensiteit.

Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat wordt geacht deze zorg te leveren. Het college kan en mag mantelzorg niet afdwingen.

Artikel 2.7 Voorliggende aanspraak

Een maatwerkvoorziening wordt niet verstrekt wanneer een inwoner een indicatie heeft op grond van:

  • -

    de Wet langdurige zorg (zie artikel 2.8);

  • -

    de Zorgverzekeringswet bijvoorbeeld zittend ziekenvervoer of ambulancevervoer (zie artikel 2.9);

  • -

    de Jeugdwet2;

  • -

    de Wet werk en Inkomen naar arbeidsvermogen, bijvoorbeeld vervoer in het kader van betaalde arbeid of regulier onderwijs.

Wel moet worden beoordeeld wat buiten de voorliggende aanspraak valt, dit blijft voor de Wmo.

Artikel 2.7.1. Eigen aanschaf

Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt als er een voorziening wordt aangevraagd die de inwoner na de melding, maar voor de datum van het besluit, heeft gerealiseerd of aangeschaft, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of de noodzaak achteraf nog kan worden vastgesteld.

Artikel 2.8 Afstemming met de Wet langdurige zorg

Indien een inwoner een indicatie heeft voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz), dan kunnen zij bepaalde maatwerkvoorzieningen zoals begeleiding en huishoudelijke ondersteuning niet meer vanuit de Wmo ontvangen.

Artikel 2.8.1 Thuiswonen met Wlz-indicatie

Zolang mensen nog thuis wonen met een Wlz indicatie blijft de gemeente vanuit de Wmo verantwoordelijk voor hulpmiddelen, woningaanpassingen en vervoersvoorzieningen. Als mensen in een Wlz-instelling wonen of daar naartoe verhuizen dan is de zorginstelling verantwoordelijk voor de hulpmiddelen.

 

Uitzondering daarop is de situatie waarin mensen in een Wlz-instelling wonen en al een hulpmiddel via de Wmo hebben. In dat geval blijft de gemeente nog verantwoordelijk voor het onderhoud ervan totdat het middel moet worden vervangen. Dan neemt de Wlz de zorg voor het hulpmiddel over.

Artikel 2.8.2 Overgang Wmo naar Wlz

Als het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) een indicatiebesluit heeft genomen dat een inwoner toegang heeft tot de Wlz, is er enige tijd nodig om de Wlz-zorg in te regelen. Als de inwoner al zorg ontving vanuit de Wmo, is dat niet meteen omgezet in Wlz-zorg. Bestaande ondersteuning wordt daarom voortgezet tot de Wlz-zorg in werking treedt. Hiervoor is landelijk afgesproken dat de bestaande zorg nog maximaal 5 dagen wordt voortgezet.

Artikel 2.9 Afstemming Zorgverzekeringswet

Wanneer een inwoner aanspraak kan maken op zorg vanuit de Zorgverzekeringswet (Zvw), hoeft het college geen maatwerkvoorziening te verstrekken. Verzekerden kunnen via het basispakket aanspraak maken op een (gedeeltelijke) vergoeding van:

  • -

    hulpmiddelen, waarbij het gaat om zorg voor een beperkte of onzekere duur (maximaal 26 weken) waaronder:

    • loophulpmiddelen, zoals drempelhulpen, rolstoelen, loopwagens of trippelstoelen;

    • transferhulpmiddelen, zoals transferplanken, patiëntenliften en draaischijven;

    • hulpmiddelen voor het zich wassen en zorgdragen voor toiletgang, zoals losse toiletverhogers, douchestoelen en toiletstoelen;

    • omgevingsbediening, zoals omgevingsbediening; robotmanipulator; armondersteuningen of eetapparaten;

    • hulpmiddelen bij communicatie, zoals opname- en voorleesapparatuur en een alarmeringssysteem;

  • -

    omgevingsbediening: apparatuur die o.a. gebruikt kan worden voor het op afstand openen van ramen en deuren en uitzetten van allerlei apparaten;

  • -

    verzorging en verpleging op bed;

  • -

    verpleging en verzorging (wijkverpleging);

  • -

    ziekenvervoer

Artikel 2.10 Lopende beschikking

Het college verstrekt de inwoner geen maatwerkvoorziening als:

  • -

    de afschrijvingstermijn van een eerder toegekende gelijkwaardige maatwerkvoorziening nog niet is verlopen;

  • -

    de eerder toegekende maatwerkvoorziening technisch nog niet is afgeschreven.

Artikel 2.11 Goedkoopst compenserende voorziening

In beginsel kent het college de goedkoopst compenserende voorziening toe.

Hoofdstuk 3. Een schoon, leefbaar en gestructureerd huishouden

Artikel 3.1. Inleiding

Een inwoner kan in aanmerking komen voor huishoudelijke ondersteuning wanneer hij niet in staat is (volledig) zorg te dragen voor een schoon, leefbaar en een gestructureerd huishouden en hij geen of onvoldoende aanspraak kan maken op zijn eigen netwerk. De nadruk bij de beoordeling van de aanvraag van huishoudelijke ondersteuning ligt in wat kan de inwoner nog wel. Ook zal, wanneer de kennis tot het vervullen van huishoudelijke taken ontbreekt bij de huisgenoten, worden gekeken in hoeverre de huishoudelijke taken aangeleerd kunnen worden.

Artikel 3.2 Resultaten

Het college kan ondersteuning bieden om de volgende resultaten te bereiken:

  • -

    een schoon en leefbaar huis;

  • -

    het dagelijks functioneren;

  • -

    de noodzakelijke bereiding van maaltijden;

  • -

    het voeren van regie op het huishouden;

  • -

    wasverzorging.

Deze resultaten verder uitgewerkt in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning (bijlage 5). Het onderhoud van de tuin wordt niet tot het huishouden gerekend.

Artikel 3.3 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die huisgenoten elkaar worden geacht te bieden, omdat zij gezamenlijk een woning bewonen en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van het huishouden. Bij een aanvraag van huishoudelijke ondersteuning door een inwoner, wordt daarom verwacht dat een (gezonde) huisgenoot de huishoudelijke taken overneemt, tenzij er sprake is van (dreigende) overbelasting. Het kan daarom noodzakelijk zijn dat ook met de huisgenoten van de aanvrager wordt gesproken (zie ook artikel 2.5).

Artikel 3.3.1 Aanvraag voor kortdurende huishoudelijke ondersteuning

Wanneer uitzicht is op herstel van het vermogen tot zelfredzaamheid en participatie binnen drie maanden is sprake van gebruikelijke hulp en zal geen maatwerkvoorziening worden toegekend.

Artikel 3.3.2 Fysieke aanwezigheid

Bij gebruikelijke zorg wordt uitgegaan van de mogelijkheid om naast een volledige baan een huishouden te kunnen voeren. In principe wordt alleen bij daadwerkelijke afwezigheid van de huisgenoot gedurende een aantal dagen en nachten de niet-uitstelbare taken overgenomen.

Artikel 3.3.3 Uitstelbare huishoudelijke taken

Bij het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoefte van een inwoner, wordt beoordeeld in hoeverre er sprake is van uitstelbare taken. Wanneer er sprake is van uitstelbare taken, die de aanvrager of zijn huisgenoot of huisgenoten niet in één keer, maar in gedeelten kan uitvoeren, wordt hier in principe geen huishoudelijk ondersteuning voor toegekend.

 

De volgende taken worden, op grond van de Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden van het CIZ, als uitstelbaar beoordeeld:

  • -

    wasverzorging;

  • -

    stofzuigen;

  • -

    sanitair;

  • -

    keuken;

  • -

    bedden verschonen.

Artikel 3.3.4 Aanleren huishoudelijke taken

Indien uit onderzoek blijkt dat een inwoner bepaalde huishoudelijke taken nog zelfstandig kan doen, hoeft het college voor die taken geen huishoudelijke ondersteuning te verstrekken. In situaties dat huisgenoten nog nooit huishoudelijk werk hebben gedaan en dit (nog) niet kunnen, kan het nodig zijn om tijdelijk huishoudelijke ondersteuning speciaal in te zetten om het voeren van regie op huishoudelijke taken aan te leren. Zie hiervoor ook bijlage 5 ‘Normenkader huishoudelijke ondersteuning’.

Artikel 3.4 Eigen verantwoordelijkheid

De leefeenheid is primair zelf verantwoordelijk voor het eigen huishouden. Activiteiten die de inwoner zelf kan doen op het gebied van een schoon en leefbaar huis, behoren tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner. Dit kan betekenen dat een deel van het huishouden door de inwoner wordt uitgevoerd en voor een ander deel ondersteuning wordt geboden.

 

Van de inwoner mag worden verwacht dat hij meewerkt aan zo efficiënt mogelijke ondersteuning, door hiermee rekening te houden bij de inrichting van de woning en huishoudelijke werkzaamheden te plannen. Te denken valt onder meer aan het ergonomisch verantwoord inrichten van de woning en het zo mogelijk voorbereiden van de was.

Artikel 3.4.1 Technische hulpmiddelen en woonvoorzieningen

Huishoudelijke ondersteuning wordt niet toegekend wanneer de beperkingen van de inwoner afdoende kunnen worden opgelost met technische hulpmiddelen of woonvoorzieningen.

 

Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden ook voor een helpende aanwezig te zijn. Daarnaast kan gebruik gemaakt worden van al aanwezige hulpmiddelen, zoals een droogtrommel of een afwasmachine. Als dergelijke apparaten niet aanwezig zijn maar wel een adequate oplossing zouden bieden voor het probleem, is de aanschaf van deze hulpmiddelen voorliggend op het inzetten van ondersteuning.

 

Tijdens het onderzoek wordt gekeken of technische hulpmiddelen een adequate oplossing kunnen vormen voor de ervaren beperking. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het plaatsen van een verhoging voor een droger/wasmachine, de mogelijkheid tot zittend strijken in plaats van staand of het ophangen van de was op een wasrekje in plaats van aan de waslijn.

Artikel 3.4.2 Houden van huisdieren

De gevolgen van het houden van huisdieren (met uitzondering van hulpdieren) op de omvang van de schoonmaaktaak en het zoeken van oplossingen daarvoor, behoort in de eerste plaats tot de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner.

Artikel 3.5 Maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning

De maatwerkvoorziening huishoudelijke ondersteuning kent onderscheid tussen basis, speciaal en thuisondersteuning. Thuisondersteuning biedt de mogelijkheid om huishoudelijke werkzaamheden (tijdelijk) over te nemen en begeleiding bij het zelf uitvoeren daarvan te combineren. Het onderscheid is uitgewerkt in het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning (zie bijlage 5). Als thuisondersteuning wordt ingezet kan er niet apart nog huishoudelijke ondersteuning of individuele begeleiding worden ingezet.

Artikel 3.6 Maaltijdvoorziening

Wanneer een inwoner niet in staat is een maaltijd te bereiden of om deze op te warmen, bijvoorbeeld met hulp van de magnetron, kan een maatwerkvoorziening worden ingezet. De maaltijdvoorziening kan betrekking hebben op de volgende activiteiten:

  • -

    Maaltijdvoorbereiding:

    • Bereiding van de broodmaaltijd: broodmaaltijden smeren en klaarzetten, tafel dekken, afwassen of in- uitruimen van de vaatwasmachine.

    • Bereiding van warme maaltijden: maaltijden opwarmen en klaarzetten, tafel dekken, afwassen of in- of uitruimen van de vaatwasmachine. In uitzonderlijke gevallen kan het bereiden van de maaltijd hierbij horen.

  • -

    Toezicht: de medewerker ziet erop toe dat de inwoner het eten en drinken daadwerkelijk tot zich neemt.

Zie bijlage 6 voor de normtijden per activiteit.

Hoofdstuk 4. Wonen in een geschikte woning

Artikel 4.1. Inleiding

Maatwerkvoorzieningen moet ervoor zorgen dat de inwoner zich in, om en nabij zijn woning zodanig kan redden zodat alle verplaatsingen voor een normaal gebruik van de woning mogelijk is. Onder het normaal gebruik van de woning hoort ook de verplaatsing naar een centrale hal in een flat of het gebruik van een tuin of balkon. Voorzieningen met een therapeutisch doel vallen niet binnen de Wmo. Een maatwerkvoorziening moet daarin zowel een medische (noodzakelijk) als een toekomstbestendige oplossing bieden.

Artikel 4.2 Eigen verantwoordelijkheid

Een inwoner dient zelf te zorgen voor een geschikte woning. Als problemen een gevolg zijn van een verhuizing van een geschikte woning naar een ongeschikte woning en er zijn geen redenen voor de verhuizing, zoals een medische noodzaak of de nabijheid van mantelzorg, is de inwoner zelf verantwoordelijk voor een oplossing voor de (ontstane) problemen. Ook wanneer ondervonden problemen in de woning voortvloeien uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of uit de slechte staat van onderhoud van de woning, is het oplossen van deze problemen de verantwoordelijkheid van de inwoner.

 

Ook de volgende omstandigheden vallen onder de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner en het college hoeft hier geen maatwerkvoorziening voor toe te wijzen:

  • de inwoner verhuisd is naar een woonruimte die niet bestemd en/of geschikt is om het gehele jaar door bewoond te worden;

  • de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud

  • de noodzaak tot het treffen van een maatwerkvoorziening is ter renovatie van de woning of om deze in overeenstemming te brengen met de eisen die redelijkerwijs aan de woning mogen worden gesteld;

  • de woonvoorziening is enkel bedoeld is voor renovatie of aanpassing aan de eisen van de tijd.

Artikel 4.2.1. Plotselinge noodzaak

Onder eigen verantwoordelijkheid vallen geen gevallen waarbij sprake is van plotselinge noodzaak. Het gaat hierbij om problemen met de geschiktheid van de woning die onverwacht zijn ontstaan, doordat iemand op een bepaald moment, zonder dat dit op basis van leeftijd of aandoening te verwachten is, geconfronteerd wordt met een beperking met consequenties voor de geschiktheid van de woning.

Artikel 4.3 Zelfstandige woonruimte, woonboten en woonwagens

Een woning kan zowel een koop- of huurwoning zijn. Voorwaarde is dat het een zelfstandige woonruimte betreft. Voor woonwagens met een vaste standplaats, voor woonschepen met een officiële ligplaats en voor het woonverblijf van binnenschepen gelden dezelfde voorwaarden als voor zelfstandige woningen.

Artikel 4.4 Primaat van verhuizen en maatwerkvoorziening verhuis- en herinrichtingskosten

Bij de aanvraag van een woningaanpassing, weegt het college af of het primaat van verhuizen van toepassing is. Er is sprake van het primaat van verhuizen, wanneer een verhuizing naar een andere woning een compenserende voorziening is voor de beperking(en) die de inwoner ervaart. Hierbij zullen de volgende aspecten worden meegewogen:

 

  • -

    financiële consequenties van de woningaanpassing en een eventuele verhuizing *;

  • -

    termijn waarop een nieuwe woning beschikbaar komt;

  • -

    gevolg van de verhuizing op de reisafstand voor de mantelzorger;

  • -

    frequentie van mantelzorg (aantal keren per dag of per week);

  • -

    gevolg van de verhuizing op het sociaal netwerk.

*Indien de noodzakelijke woningaanpassingen hoger zijn dan € 10.000,00 kan het primaat van verhuizen worden toegepast. Als het primaat van toepassing is, kan zonder aparte aanvraag een maatwerkvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming in de verhuiskosten worden verstrekt.

 

Als er uit deze belangenafweging blijkt dat het primaat van verhuizing niet binnen redelijke en/ of medisch aanvaardbare termijn realiseerbaar is, dan wel als er in de persoon gelegen factoren zijn die niet mogelijk maken dan kan het primaat van verhuizen niet worden toegepast.

Artikel 4.4.1 Tijdelijke maatwerkvoorzieningen

Indien wordt besloten dat verhuizing de beste oplossing is, is het mogelijk om eenvoudige, tijdelijke maatwerkvoorzieningen aan te brengen ter overbrugging.

Artikel 4.5 Specifieke criteria ten aanzien van een maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening wordt slechts verstrekt als de inwoner zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de maatwerkvoorziening wordt getroffen. Er worden geen maatwerkvoorzieningen verstrekt voor:

  • -

    het aanpassen van hotels, pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantiewoningen, recreatiewoningen en kamerverhuur;

  • -

    het aanpassen van, specifiek op mensen met beperkingen gerichte, woongebouwen wat betreft voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten dan wel maatwerkvoorzieningen die bij nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten kunnen of hadden kunnen worden meegenomen.

Artikel 4.5.1. Bereiken van de tuin

Voldoende is als de inwoner de tuin via één toegang kan bereiken. Wanneer een inwoner in staat is zijn tuin te bereiken op een andere wijze dan via de (achter)deur, bijvoorbeeld via de garage of de gang achter het huis, hoeft het college geen woningaanpassing toe te wijzen.

Artikel 4.6 Eigenaar maatwerkvoorzieningen

De maatwerkvoorziening in de vorm van een bouwkundige aanpassing wordt toegekend aan de eigenaar van de woning. De beschikking wordt daarom verstuurd aan de aanvrager of belanghebbende met een afschrift aan de eigenaar.

Artikel 4.7 Onderhoud en reparatie maatwerkvoorzieningen

Kosten voor onderhoud en reparatie van een maatwerkvoorziening zijn in principe onderdeel van de maatwerkvoorziening, tenzij er sprake is van schade door verwijtbaar gedrag van de zorgvrager of zijn gezinsleden.

 

Als een maatwerkvoorziening als persoonsgebonden budget is verstrekt, zijn de kosten van keuring en onderhoud en/of reparatie in het persoonsgebonden budget opgenomen.

Artikel 4.7.1 Onderhoud van maatwerkvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten

De redelijkheid en billijkheid kan meebrengen dat van de Vereniging van Eigenaren een bijdrage in de kosten kan worden verlangd voor het onderhoud- en reparatiekosten of vervanging van maatwerkvoorzieningen in gemeenschappelijke ruimten. Om te bepalen wat redelijk en billijk is dient de aanvrager inzage te verschaffen in het reservefonds van de Vereniging van Eigenaren of andere daartoe strekkende documenten.

Artikel 4.8 Verwijderen maatwerkvoorzieningen

Aangepaste woningen die vrijkomen, zullen zoveel mogelijk opnieuw worden toegewezen aan een andere cliënt. Wanneer dit niet mogelijk blijkt en de inwoner maakt niet langer gebruik van de woning waarin maatwerkvoorzieningen zijn doorgevoerd, dan is het college niet verantwoordelijk voor het ongedaan maken van deze voorzieningen.

Artikel 4.9 Logeerbaar maken van een woning voor inwoners van een Wlz-instelling

Wanneer een inwoner in een Wlz-instelling verblijft en een maatwerkvoorziening wordt aangevraagd voor het bezoekbaar en/of logeerbaar maken van de woning van ouders of partner, valt dit in beginsel niet onder de compensatieplicht van het college. Het college is wel verplicht een onderzoek in te stellen. Wanneer blijkt dat het voor de participatie van de inwoner met de Wlz-indicatie noodzakelijk is, kan het college overwegen toch een woning te laten aanpassen.

Artikel 4.10 Woningsanering

Er kan een maatwerkvoorziening voor woningsanering worden toegekend, wanneer de sanering niet verwijtbaar betreft. De volgende voorwaarden gelden voor een sanering:

  • -

    er is een acute noodzaak voor woningsanering, vanwege ernstige vervuiling van de woning of vanwege klachten aan de luchtwegen in verband met een allergie voor huisstof of huisstofmijt die door longverpleegkundige zijn aangetoond;

  • -

    de woningsanering moet aangevraagd zijn binnen één jaar nadat de allergie voor huisstofmijt is vastgesteld.

De woningsanering kan beperkt blijven tot die woonruimten die het meeste gebruikt worden. Meestal betreft het dan alleen de woonkamer en/of slaapkamer. In beginsel saneert het college geen woonruimten die de inwoner af en toe gebruikt, bijvoorbeeld de keuken en slaapkamers van andere huisgenoten (kinderen). Er wordt rekening gehouden met de afschrijftermijn van de vloerbedekking of gordijnen. Als afschrijftermijn wordt een periode van acht jaar gehanteerd. Afschrijving over deze periode gebeurt evenredig.

Artikel 4.10.1 Afwijzing woningsanering

Het college hoeft een woningsanering onder de volgende omstandigheden niet te vergoeden:

  • -

    Indien de belemmeringen het gevolg zijn van achterstallig onderhoud, vocht en tocht veroorzaakt door in de woning gelegen factoren;

  • -

    wanneer de inwoner bij de aankoop van een product had kunnen weten dat hij overgevoelig op bepaalde stoffen reageert;

  • -

    wanneer bij de aanschaf van de huidige vloer- en raambedekking sprake was van een (verwachte) noodzaak tot woningsanering;

  • -

    wanneer de huidige woning eerder door de inwoner op grond van de Wet of andere wet- en regelgeving is gesaneerd;

  • -

    Indien bij een verhuizing de nieuwe woning geheel gestoffeerd en ingericht moet worden; de inwoner kan bij de keuze van de materialen rekening houden met de klachten en de materialen op deze klachten afstemmen.

Artikel 4.11 Mantelzorgwoning

Voor de plaatsingskosten van de mantelzorgwoning wordt geen subsidie verleend. Wel kan geadviseerd en meegedacht worden.

Hoofdstuk 5. Uitvoeren van dagelijkse activiteiten en een ingevulde dag hebben

Artikel 5.1 Inleiding

Het college kan maatwerkvoorzieningen toekennen ten aanzien van het uitvoeren van algemene dagelijkse activiteiten en het hebben van een ingevulde dag.

Artikel 5.2. Eigen verantwoordelijkheid

Incluzio Leiderdorp onderzoekt of iemand activiteiten kan aanleren en of er hulpmiddelen zijn waarmee iemand de dagelijkse activiteiten zelf kan uitvoeren. Ook wordt onderzocht of een inwoner in staat is zelf voor een daginvulling te zorgen, bijvoorbeeld door het doen van vrijwilligerswerk, het zoeken van een passende hobby of het bezoeken van (welzijns)activiteiten.

Artikel 5.3 Resultaten begeleiding

Het college kan ondersteuning bieden om de volgende resultaten te bereiken:

  • -

    een schoon en leefbaar huis;

  • -

    opbouwen van het sociaal netwerk;

  • -

    ondersteuning bij onderwijs, arbeidsparticipatie, dagbesteding; mantelzorg- en vrijwilligersondersteuning;

  • -

    ondersteuning bij zelfzorg.

Zie bijlage 7 voor de uitwerking van begeleiding individueel en groep.

Artikel 5.4 Maatwerkvoorziening kindverzorging

De maatwerkvoorziening kindverzorging kan worden toegewezen wanneer een inwoner door een beperking tijdelijk de dagelijkse zorg voor een kind niet op zich kunnen nemen. Hierbij kan gedacht worden aan het overnemen van de verzorging van een minderjarig kind na een ziekenhuisopname van de ouder of wanneer één of beide ouders de zorg tijdelijk niet zelf kunnen geven. Het doel van de maatwerkvoorziening is dat acute problemen tijdelijk worden opgelost, zodat er gezocht kan worden naar een permanente oplossing. De maatwerkvoorziening wordt in principe niet langer dan zes weken afgegeven.

Artikel 5.5 Maatwerkvoorziening lijfgebonden persoonlijke ondersteuning

Een inwoner komt in aanmerking voor de maatwerkvoorziening lijfgebonden persoonlijke ondersteuning als hij tijdens de dagbesteding ondersteund moet worden bij algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals bij een toiletbezoek. Lijfgebonden persoonlijke ondersteuning valt onder de Wmo wanneer deze in het verlengde ligt van Wmo-begeleiding.

 

Wanneer het gaat om persoonlijke verzorging met een verhoogd risico op behoefte aan geneeskundige zorg, valt deze ondersteuning onder de Zorgverzekeringswet. Wanneer de inwoner hier geen aanspraak op kan maken, wordt de maatwerkvoorziening vergoed vanuit de Wmo.

Artikel 5.6 Personen met een zintuiglijke beperking

De VNG heeft in afstemming met het ministerie van VWS landelijke inkoopafspraken gemaakt voor de specialistische ondersteuning van mensen met een zintuiglijke beperking. Het college geeft de beschikking af voor de specialistische begeleiding. Het gaat om specialistische begeleiding voor:

  • -

    doofblinde volwassene;

  • -

    visueel beperkte volwassene;

  • -

    vroegdove volwassene.

Het college verleent een maatwerkvoorziening als de ondersteuning niet is opgenomen in de landelijke inkoopafspraken en de inwoner vanwege de mate van zelfredzaamheid is aangewezen op deze specialistische vorm van maatschappelijke ondersteuning. Bijvoorbeeld een tolk Nederlandse gebarentaal bij een bezoek aan huisarts, notaris of ouderavond op school.

Artikel 5.7 Bemoeizorg

Bemoeizorg kan worden ingezet als het geen optie is om af te wachten tot een inwoner zelf om die hulp vraagt en/of om verdere verwaarlozing te voorkomen. Bemoeizorg richt zich op zorgmijders. Specifiek gaat het om inwoners waarbij sprake is van een vorm van verwaarlozing, maar die de stap naar hulpverlening niet kunnen of willen maken.

 

Zorgmijders hebben meestal problemen op meerdere leefgebieden, en dat maakt dat er vaak meerdere partijen bij betrokken zijn (bijvoorbeeld gemeente, GGD, ggz, woningcorporatie). De voor Wmo relevante leefgebieden zijn bijvoorbeeld huisvesting (opvang), dagbesteding, persoonlijke verzorging, huishoudelijke ondersteuning. Wanneer bemoeizorg wordt ingezet, wordt er geen eigen bijdrage opgelegd, aangezien de inwoner geen aanvraag heeft ingediend voor ondersteuning.

Hoofdstuk 6. Verplaatsen, vervoeren en sociale contacten aangaan

Artikel 6.1 Inleiding

Het college kan een maatwerkvoorziening toekennen wanneer een inwoner een beperking heeft in het verplaatsen, vervoeren en het aangaan van sociale contacten.

Artikel 6.2 Vervoer als maatwerkvoorziening

Als een inwoner geen gebruik kan maken van het regulier en het aanvullend openbaar vervoer in de directe woon- en leefomgeving, kan de maatwerkvoorziening vervoer worden toegewezen. Welke vorm van vervoersvoorziening van toepassing is, is afhankelijk van de individuele situatie.

Artikel 6.3 Primaat van het collectief vervoer

In principe geldt het primaat van collectieve voorzieningen: het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (CVV of Regiotaxi). Een uitzondering op dit primaat geldt voor een vergoeding voor het gebruik van de eigen auto (zie artikel 6.10).

Artikel 6.3.1 Afwijken van het primaat van collectief vervoer

Indien collectief vervoer niet mogelijk is, kan er een maatwerk voorziening worden toegewezen in de vorm van een individuele rolstoeltaxi of een tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen auto. Het gaat hierbij om redenen van medische, psychische en/of sociale aard, waardoor het collectief vervoer voor bepaalde inwoners geen passende oplossing voor het vervoersprobleem biedt. Hierbij kan worden gedacht aan:

  • -

    personen die tijdens de rit noodzakelijk gebruik moeten maken van bepaalde hulpmiddelen en deze hulpmiddelen niet mee kunnen nemen in de regiotaxi;

  • -

    personen die vanwege ernstige maag-darm-blaasstoornissen te kampen hebben met niet op te vangen incontinentie;

  • -

    personen die ernstige benauwdheid ondervinden als gevolg van bijvoorbeeld allergie of longemfyseem waardoor reizen met anderen onmogelijk is;

  • -

    situaties in verband met privacygevoelige zaken die een extreme schaamte of gêne tot gevolg hebben voor de inwoner.

In deze gevallen kan het college een maatwerkvoorziening in de vorm van bijvoorbeeld een (rolstoel)taxi of een financiële tegemoetkoming in de kosten van het gebruik van de eigen auto verstrekken.

Artikel 6.4 Aard van de verplaatsingen

Tijdens het onderzoek wordt de vervoersbehoefte van de inwoner vastgesteld. Deze behoefte wordt onderzocht aan de hand van de volgende kenmerken:

  • -

    verplaatsingsgedrag;

  • -

    verplaatsingsmotief (waarom);

  • -

    verplaatsingsbestemming (waarheen).

(Extra) Vervoersbehoefte of –kosten in verband met het verrichten van vrijwilligerswerk vormt in beginsel geen aanleiding tot het verstrekken van een maatwerkvoorziening voor vervoer.

Artikel 6.5 Vervoeren en verplaatsen in de directe leefomgeving

Als directe leefomgeving wordt een afstand tot 25 kilometer rondom de woning als redelijk aangemerkt. Wel moet de inwoner basisvoorzieningen kunnen bereiken zoals het ziekenhuis, winkelcentrum en de huisartsenpraktijk. Bij een dreigend sociaal isolement kan een maatwerkvoorziening voor vervoer worden afgegeven voor reizen buiten de directe leefomgeving.

 

Maatwerkvoorzieningen gericht op de verplaatsing van de inwoner buiten de eigen leefomgeving, vallen niet onder de ondersteuningsplicht van het college.

Artikel 6.5.1 Valys

Wil de inwoner sociale contacten onderhouden buiten de directe leefomgeving, dan geldt daarvoor het landelijke vervoersysteem Valys. Valys regelt het vervoer wanneer de inwoner een vervoersbehoefte heeft die verder reikt dan 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner of wanneer het vertrekadres is gelegen op een afstand van meer dan 25 kilometer vanaf het woonadres van de inwoner.

Om gebruik te kunnen maken van Valys, heeft de inwoner een Valys-pas nodig. Een inwoner heeft hiervoor één van de volgende indicaties nodig:

  • -

    maatwerkvoorziening vervoer;

  • -

    maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel of scootmobiel;

  • -

    een gehandicaptenparkeerkaart;

  • -

    een begeleiderskaart van het openbaar vervoer;

  • -

    een verklaring van de gemeente dat, ondanks het ontbreken van bovenstaande indicaties, er voor de inwoner een noodzaak bestaat om gebruikt te maken van Valys.

Artikel 6.6 Beoordelingscriteria ten aanzien van de mobiliteit

Tijdens het onderzoek naar de vervoersbehoeften houdt het college rekening met de volgende aspecten:

  • -

    Mobiliteit:

    • maximale loopafstand op goede dag;

    • maximale loopafstand op slechte dag;

    • gebruik loophulpmiddel (rollator, wandelstok, kruk, et cetera).

  • -

    Uithoudingsvermogen:

    • maximale reisduur;

    • mogelijkheid om gedurende de reis over te stappen;

    • invloed weersomstandigheden op functioneren;

    • invloed tijdstip (overdag/avond) op functioneren.

  • -

    Organisatie en begeleiding van de reis:

    • kan zonder begeleiding met het OV;

    • kan met begeleiding in het OV, zonder begeleiding met de taxi;

    • kan met begeleiding in het OV en met begeleiding met de taxi;

    • kan alleen met begeleiding met de taxi.

  • -

    Combinatiemogelijkheden bij vervoer in de taxi:

    • kan met iedereen gecombineerd worden;

    • kan alleen met eigen doelgroep gecombineerd worden;

    • kan met niemand gecombineerd worden.

Artikel 6.7 Gemiddelde vervoersbehoefte

Er wordt uitgegaan van een gemiddelde vervoersbehoefte van 1500 kilometer per jaar. Als de inwoner gebruik maakt van een andere maatwerkvoorziening voor vervoer of een eigen verplaatsingsmiddel heeft, zoals een auto of elektrische fiets, wordt de aanvraag voor de Regiotaxi in principe afgewezen. Tenzij blijkt dat de inwoner ondanks de andere maatwerkvoorziening of eigen verplaatsingsmiddel onvoldoende kan voldoen aan zijn vervoersbehoefte in het kader van participatie In deze gevallen zal worden uitgegaan van een aangepast aantal zones, aangezien de inwoner deels gebruik kan maken van een andere vervoersvorm.

 

Ook wanneer de partner van de inwoner gebruikmaakt van dezelfde vervoersvoorziening of ander individueel vervoer heeft, kan, afhankelijk van de gezamenlijke vervoersbehoefte, de omvang van de maatwerkvoorziening worden aangepast. Wanneer het tot slot gaat om een vervoersvoorziening voor kinderen, kan het gemiddelde ook worden aangepast. Kinderen hebben een andere vervoersbehoefte dan volwassenen en hebben geen volledige zelfstandige vervoersbehoefte.

Artikel 6.8 Collectieve voorziening: de Regiotaxi

In de Leidse regio, de Duin- en Bollenstreek en de Rijnstreek is collectief vervoer beschikbaar via de Regiotaxi Holland Rijnland. De Regiotaxi is een vorm van aanvullend openbaar vervoer voor zowel inwoners met als zonder Wmo indicatie. De Regiotaxi rijdt van deur tot deur en is toegankelijk voor iedereen die, met of zonder rolstoel, zelfstandig of met begeleiding kan reizen. De gemeente is verantwoordelijk voor de vervoersbehoefte van de pashouder tot en met vijf zones vanaf het woonadres van de inwoner of het vertrekadres is gelegen op een afstand tot vijf zones vanaf het woonadres van de inwoner.

 

De Regiotaxi kan ook meer dan vijf zones afleggen, hiervoor geldt het volledige tarief.

Artikel 6.8.1 Vorm van verstrekken

De verstrekking betreft een vergoeding voor het gebruik van de Regiotaxi, waarbij een tegemoetkoming wordt gegeven voor de meerkosten van het CVV ten opzichte van het reguliere openbaar vervoer voor een maximaal aantal zones per jaar. De meerkosten worden door de gemeente rechtstreeks afgerekend met de vervoerder.

Artikel 6.8.2 Begeleiding bij het gebruik van de Regiotaxi

Inwoners kunnen voor hun verplaatsingen met de Regiotaxi aangewezen zijn op begeleiding. Die noodzaak kan zijn:

  • -

    medische noodzaak van begeleiding onderweg: De begeleider moet kunnen ingrijpen, bijvoorbeeld bij een epilepsieaanval of een andere uiting die het gevolg is van de beperking. Bij deze groep is het noodzakelijk dat er iemand aanwezig is die kennis van zaken heeft.

  • -

    medische noodzaak waardoor er behoefte is aan toezicht onderweg: De noodzaak van begeleiding is een medische oorzaak waardoor de inwoner de regie kwijt kan raken. Voorbeelden hiervan zijn psychogeriatrische (bijvoorbeeld dementie) psychiatrische ziektebeelden (bijvoorbeeld fobieën) of mensen met gedragsstoornissen ten gevolge van hersenbeschadiging.

Artikel 6.9 Maatwerkvoorziening voor de zeer korte afstand

Bij inwoners met een loopafstand van minder dan 800 meter wordt beoordeeld of er een voorziening verstrekt moet worden voor de zeer korte afstand, bijvoorbeeld een scootmobiel. Een dergelijke maatwerkvoorziening kan alleen worden verstrekt als de inwoner verantwoord met het middel overweg kan en over een adequate stalling beschikt. Bovendien worden de volgende accessoires voor de vervoersvoorziening scootmobiel niet vergoed;

  • Regenkleding;

  • Bandenpompen;

  • Handschoenen;

  • Boodschappenmandjes en netjes (voor zover niet standaard aangebracht);

  • Schootkleed (uitzonderingssituaties wel mogelijk );

  • Winterbeenbekleding.

Artikel 6.10 Aanpassing eigen auto

Wanneer een inwoner een eigen auto heeft en geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, een ander vervoermiddel of de Regiotaxi of wanneer mensen de auto veelal in gezinsverband gebruiken, kunnen zij mogelijk in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening voor vervoer in de vorm van een autoaanpassing. Deze aanpassingen kunnen betreffen:

  • -

    de bediening en besturing van de auto;

  • -

    het in en uit de auto komen;

  • -

    de zithouding;

  • -

    het mee kunnen nemen van hulpmiddelen.

De autoaanpassing wordt voor een periode van zeven jaar toegekend. Een nieuwe aanvraag voor eenzelfde aanpassing binnen deze periode wordt slechts naar rato van de verstreken termijn vergoed.

Artikel 6.10.1 Voorwaarden aanpassing eigen auto

Aanvullend op de voorwaarden uit artikel 6.11 gelden de volgende voorwaarden om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening aanpassing eigen auto:

  • -

    de eigen auto kan niet worden gebruikt als de auto niet is aangepast aan de beperkingen van de belanghebbende;

  • -

    er is geen (medische) contra-indicatie om in een auto te kunnen rijden;

  • -

    de bestuurder is de aanvrager of lid van het gezin van de aanvrager;

  • -

    de bestuurder heeft een geldig rijbewijs en is of komt in het bezit van een auto, gelijktijdig met de autoaanpassing;

  • -

    er doet zich naar alle waarschijnlijkheid geen ingrijpende verandering voor in de situatie van de bestuurder die invloed heeft op de rijbevoegdheid van de bestuurder (bijvoorbeeld doordat de verwachting is dat de medische situatie van de bestuurder in de nabije toekomst zo verslechterd dat autorijden niet meer mogelijk zal zijn).

Ook aan de eigen auto worden randvoorwaarden gesteld, deze moet:

  • -

    redelijk aan te passen en in goede staat zijn;

  • -

    het goedkoopst aan te passen model zijn;

  • -

    in principe niet ouder dan drie jaar zijn of nog minimaal zeven jaar mee kunnen (dit hoeft niet te gelden bij overplaatsbare aanpassingen).

Artikel 6.11 Rolstoel als maatwerkvoorziening

Een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel is bedoeld om een inwoner in staat te stellen zich in en om de woning zittend te verplaatsen, zodat normaal functioneren mogelijk is. De inwoner moet in staat zijn de woonkamer, slaapvertrek(ken), douche en het toilet te bereiken en, indien noodzakelijk, de berging wanneer daar regelmatig gebruik van wordt gemaakt. Ook de tuin of het balkon moeten kunnen worden bereikt.

Artikel 6.11.1 Rolstoel voor continu gebruik

Het college kan een rolstoel voor continu gebruik verstrekken wanneer een inwoner voor het dagelijks verplaatsingen is aangewezen op een rolstoel. Zo nodig zal een programma van eisen worden opgesteld aan de hand van medisch of ergotherapeutisch advies.

Artikel 6.11.2 Incidenteel rolstoelgebruik

Slechts in uitzonderlijke gevallen kan een rolstoel voor incidenteel gebruik worden verleend. Indien een inwoner zich in en om de woning (beperkt) lopend kan verplaatsen, maar zich over korte vervoersafstanden niet lopend kan verplaatsen. Afhankelijk van de aard van het gebruik, wordt eerst beoordeeld of er gebruik gemaakt kan worden van een uitleenrolstoel of van een rolstoel die op de plaats van bestemming beschikbaar zijn, zoals in een winkelcentrum, ziekenhuis of pretpark.

Artikel 6.11.3 Sportrolstoel

De sportrolstoel wordt niet gerekend tot een rolstoel voor het verplaatsen in en rond de woning. Deze wordt gezien als een maatwerkvoorziening bedoeld om deel te nemen aan recreatieve activiteiten. Toekenning van een sportrolstoel kan alleen maar wanneer de rolstoel noodzakelijk is voor de beoefening van deze sport en wanneer aangetoond is dat de sport daadwerkelijk beoefend gaat worden (bijvoorbeeld door een lidmaatschap). In beginsel wordt deelname aan één sport als voldoende gezien. Wanneer men de sport professioneel gaat beoefenen zijn de sportvereniging, bond en fondsen voorliggend.

Artikel 6.12 Criteria rolstoel via het persoonsgebonden budget

Bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening in de vorm van een rolstoel, gelden de volgende criteria:

  • -

    voor het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt de rolstoel die de inwoner zou hebben gekregen als voorziening in natura als uitgangspunt genomen;

  • -

    voor de rolstoel wordt een gebruiksduur van 7 jaar gehanteerd;

  • -

    de inwoner is verplicht de rolstoel tijdens de gebruiksduur voldoende te (laten) onderhouden;

  • -

    schaft een inwoner een elektrische rolstoel aan via zijn pgb, dan is hij verplicht om gedurende de gebruiksduur een aansprakelijkheidsverzekering (eerste drie jaar all risk) af te sluiten;

  • -

    de gemeente baseert het pgb op de vastgestelde bedragen in het Financieel besluit. De bedragen uit het Financieel besluit gelden hierbij als maximum en is inclusief de standaard fabrieksopties en een jaarlijkse tegemoetkoming in de kosten van onderhoud, reparatie en eventueel verzekering.

  • -

    de meerkosten die verband houden met noodzakelijke individuele aanpassingen aan de rolstoel worden voor 100 procent vergoed.

Hoofdstuk 7. Beschermd kunnen wonen en opvang krijgen

Artikel 7.1 Inleiding

De wet omschrijft beschermd wonen als wonen in een instelling met daarbij horend toezicht en begeleiding, gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie, het psychisch en psychosociaal functioneren, stabilisatie van een psychiatrisch ziektebeeld, het voorkomen van verwaarlozing of maatschappelijke overlast of het afwenden van gevaar voor de cliënt of anderen. Bij beschermd wonen en opvang gaat het dus om het bieden van onderdak en begeleiding van inwoners die niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

 

Maatschappelijke opvang is bedoeld voor mensen die geen vaste verblijfplaats hebben of die (tijdelijk) dakloos zijn.

Artikel 7.2 Maatwerkvoorziening beschermd wonen

Om in aanmerking te komen voor een maatwerkvoorziening beschermd wonen, moet er sprake zijn van een diagnose en/of een advies van een specialist op gebied van GGZ of maatschappelijke opvang. Als een diagnose niet mogelijk is, moet er sprake zijn van aantoonbaar onvermogen om zichzelf staande te houden in een zelfstandige woning.

Artikel 7.3 Overbruggingszorg

Inwoners die op de wachtlijst staan voor beschermd wonen, kunnen overbruggingszorg ontvangen bestaande uit begeleiding individueel en/of groep. Deze begeleiding is erop gericht om inwoners te ondersteunen bij het maken van de stap naar beschermd wonen. Voor sommige inwoners blijkt de overbruggingszorg genoeg te zijn waardoor een verhuizing naar een instelling niet nodig is. Na een jaar overbruggingszorg wordt de situatie van de inwoner opnieuw beoordeeld.

Artikel 7.4 Aanmelden beschermd wonen

Het beschikbaar stellen van plaatsen voor beschermd wonen is een taak van de centrumgemeente Leiden, die de plekken voor beschermd wonen financiert en de inwoners indiceert. Aanmelding voor beschermd wonen loopt via de centrale toegang voor beschermd wonen die nu nog in Leiden is georganiseerd.

Artikel 7.5 Aanmelden maatschappelijke opvang

Gemeente Leiden is als centrumgemeente verantwoordelijk voor het organiseren van opvang voor mensen die geen vaste verblijfplaats hebben of die (tijdelijk) dakloos zijn. Stichting de Binnenvest biedt deze opvang, en de bijbehorende begeleiding, aan inwoners die dakloos zijn. Inwoners die een verblijfplaats nodig hebben kunnen zich daar melden. Ook wanneer iemand nog niet dakloos is maar dakloos dreigt te worden kan de Binnenvest daarbij ondersteunen.

Artikel 7.6 Maatwerkvoorziening beschut wonen

Een inwoner kan de maatwerkvoorziening voor beschut wonen LVB toegewezen krijgen, wanneer hij een tijdelijke behoefte heeft aan een beschutte woonomgeving en de Wlz daar geen mogelijkheid toe biedt. De maatwerkvoorziening is gericht op het bieden van (intensieve) woonbegeleiding, op specifieke leefgebieden, aan personen met een licht verstandelijke beperking (LVB, TIQ50-85 met problemen met de sociale redzaamheid).

 

De volgende criteria zijn van toepassing:

  • -

    geheel zelfstandig wonen is (nog) niet mogelijk,

    groepswonen of geclusterd wonen wel;

  • -

    de bewoner heeft stabiliteit en structuur nodig; de

    beschikbaarheid van hulp is 24-uur per noodzakelijk.

De indicering van de maatwerkvoorziening ligt bij de gemeente Leiden die fungeert als centrumgemeente.

Hoofdstuk 8. Maatwerkvoorziening via persoonsgebonden budget

Artikel 8.1 Inleiding

Een inwoner die in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening heeft in principe de keuze tussen een maatwerkvoorziening in natura of een maatwerkvoorziening via een persoonsgebonden budget (pgb). Incluzio Leiderdorp informeert de inwoner (en bij minderjarige ook de ouders) over de mogelijkheid om te kiezen voor een persoonsgebonden budget en de gevolgen van deze keuze.

Artikel 8.2 Voorwaarden toekennen persoonsgeboden budget

Het college toetst of de aanvraag van de inwoner voor een maatwerkvoorziening vanuit een pgb voldoet aan de volgende voorwaarden:

  • -

    de motivatie van de inwoner om te kiezen voor een pgb;

  • -

    de pgb-vaardigheden van de inwoner of eventuele vertegenwoordiger;

  • -

    de kwaliteit van de in te kopen ondersteuning.

Artikel 8.2.1 Motiveren persoonsgebonden budget

De keuze voor een persoonsgebonden budget dient altijd een bewuste, weloverwogen en vrijwillige keuze van de inwoner te zijn. De inwoner of zijn vertegenwoordiger moet kunnen motiveren waarom hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wil krijgen. Om te toetsen of er sprake is van een weloverwogen keuze, kan Incluzio Leiderdorp een apart pgb-gesprek inplannen met de inwoner en zijn eventuele vertegenwoordiger. Tijdens dit gesprek kan zowel de motivatie voor en de rechten en plichten bij een pgb worden besproken, ook zal het pgb-plan worden besproken. Om een goed beeld te krijgen van de motivatie, mag de zorgverlener niet bij het pgb-gesprek aanwezig zijn.

Artikel 8.2.2 Pgb-vaardigheden

Om de maatwerkvoorziening toegewezen te kunnen krijgen vanuit een pgb, moet de inwoner of zijn vertegenwoordiger pgb-vaardig zijn Het oordeel van het college is hierin leidend.

 

Gekeken wordt naar de vaardigheden om de volgende taken uit te voeren:

  • -

    aanvragen van de ondersteuning (inclusief formuleren ondersteuningsvraag);

  • -

    inkopen en aansturen van ondersteuner (ook als de ondersteuningsvraag wijzigt);

  • -

    goed werkgeverschap;

  • -

    coördinatie van zorgverleners en betrokkenheid van familie en mantelzorg;

  • -

    voeren van een administratie;

  • -

    verantwoording afleggen en contact met de gemeente (taalvaardig en ICT-vaardig).

Om bovenstaande vaardigheden te toetsen kan Incluzio Leiderdorp ervoor kiezen de inwoner een pgb-zelftest te laten invullen als middel om in gesprek gaan over de wenselijkheid van het pgb als financieringsvorm en de plichten die hieraan verbonden zijn.

Artikel 8.2.3 De kwaliteit van de in te kopen ondersteuning

De budgethouder heeft zelf de regie over de ondersteuning die hij met het persoonsgebonden budget contracteert of inkoopt. De inwoner heeft daarmee de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan zo nodig de kwaliteit van de ondersteuning bijsturen.

 

Het college kan voor- of achteraf toetsen of de veiligheid en doeltreffendheid van de ingekochte of gecontracteerde ondersteuning voldoende is gegarandeerd. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt mee of de maatwerkvoorziening in redelijkheid geschikt is voor het doel waarvoor het persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Artikel 8.3 Overwegende bezwaren

Het college kan een pgb weigeren als:

  • -

    een pgb eerder is ingetrokken/beëindigd door de gemeente vanwege het handelen van cliënt. Bijvoorbeeld door het verstrekken van onjuiste of onvolledige gegevens, het niet voldoen aan de voorwaarden en verplichtingen voor het pgb of na het budget te hebben besteed aan andere doelen dan waar dit voor was bestemd;

  • -

    voor het deel van de kosten dat hoger is dan de kosten voor de ondersteuning in natura (zie ook artikel 8.6);

  • -

    als de inwoner (en zijn eventuele vertegenwoordiger) niet voldoende pgb-vaardig is (zie artikel 8.2.2);

  • -

    de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende geborgd is (zie artikel 8.2.3.).

Ook kan de uitgangssituatie van de inwoner of vertegenwoordiger ertoe leiden dat het college de verstrekking van een pgb weigert. Hierbij valt te denken aan de volgende omstandigheden:

  • -

    problematische schulden;

  • -

    ernstige verslavingsproblematiek;

  • -

    een aanmerkelijke verstandelijke beperking;

  • -

    een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;

  • -

    een vastgestelde, blijvende, cognitieve stoornis

  • -

    het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift, zonder dat er in een tolk is voorzien.

Om een persoonsgebonden budget af te wijzen op grond van overwegende bezwaren, moet er een feitelijke onderbouwing zijn op grond waarvan een persoonsgebonden budget niet wordt verstrekt. De onderbouwing wordt in de beschikking vermeld.

Artikel 8.4 Omvang persoonsgebonden budget

Er wordt onderscheid gemaakt tussen een tarief voor ondersteuning uit het sociale netwerk van de inwoner (non-professionele ondersteuning), ondersteuning geleverd door een ter zake kundige zzp-er en ondersteuning die via een instelling wordt geleverd.

  • -

    Non-professional: ondersteuning die wordt verleend door personen die niet beroeps- of bedrijfsmatig ondersteuning verlenen. Ondersteuning door iemand binnen dezelfde leefeenheid of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt wordt altijd als non-professionele ondersteuning beschouwd.

  • -

    Zzp-er: ondersteuning die wordt verleend door een persoon die beroepsmatig gekwalificeerd is de betreffende ondersteuning te leveren en hier relevante diploma’s voor heeft.

  • -

    Instelling: ondersteuning die wordt geleverd door gekwalificeerd personeel dat in loondienst is bij een erkende zorginstelling.

Het persoonsgebonden budget voor maatwerkvoorzieningen dient in beginsel vergelijkbaar te zijn met een voorziening in natura. Het college mag een lager pgb-tarief hanteren dan de tarieven voor een voorziening in natura, wanneer vaststaat dat dit lagere tarief toereikend is om de benodigde ondersteuning in te kunnen kopen. Dit geldt ook voor een tweedehands voorziening.

Artikel 8.5 Ondersteuning door non-professional

Er wordt geen vergoeding verstrekt voor ondersteuning die anders geleverd zou worden uit het sociale netwerk van de inwoner. Tenzij er sprake is van de volgende criteria:

 

  • -

    De ondersteuning moet de gebruikelijke hulp overstijgen

    Ondersteuning uit het sociaal netwerk, moet gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie, waardoor de ondersteuningsbehoefte groter wordt dan wat als algemeen gebruikelijk wordt aangemerkt (zie artikel 2.4).

  • -

    De persoon uit het sociaal netwerk is aantoonbaar beter en/of flexibeler dan professionele ondersteuning

    Factoren die daarbij een rol spelen zijn:

    • de continuïteit van de ondersteuning: de partner of ouder kan zorgen voor permanent toezicht;

    • de emotionele binding: de emotionele band met partner, ouder of andere familie/kennis draagt bij aan de effectiviteit van de ondersteuning;

    • de veiligheid: ondersteuning in de eigen leefomgeving door ouder, partner of andere familie/kennis is vertrouwd en veilig en draagt bij aan de resultaten in het ondersteuningsplan of de beschikking;

    • praktische overwegingen: partner of ouder kan taken flexibel combineren die anders door meerdere professionals op verschillende tijdstippen/locaties worden uitgevoerd.

  • -

    De ondersteuning moet passend, adequaat en veilig zijn

    De persoon uit het sociaal netwerk moet de juiste vaardigheden hebben. Eventueel worden mogelijkheden besproken om door middel van scholing te komen tot de juiste vaardigheden.

  • -

    De persoon uit het sociaal netwerk moet zich bewust zijn van de consequenties

    De persoon is bewust van de verantwoordelijkheid die hij, mogelijk langdurig, op zich neemt.

In situaties waarin sprake is van (dreigende) overbelasting, kan geen persoonsgebonden budget worden ingezet, voor de overbelaste persoon.

Artikel 8.5.1 Uitbetaling persoonsgebonden budget volgens wettelijk minimumloon

Bij de uitbetaling van het pgb voor ondersteuning vanuit het informele netwerk (non-professional), dient rekening gehouden te worden met het wettelijk minimumloon, inclusief vakantiebijslag.

Artikel 8.6 Meerkosten persoonsgebonden budget

Wanneer de aangeschafte voorziening via het persoonsgebonden budget duurder is dan de voorziening in natura, wordt alleen een budget verstrekt ter hoogte van de kosten van de voorziening in natura. De inwoner kan de meerkosten zelf bijbetalen of beslissen te kiezen voor een andere maatwerkvoorziening. Een uitzondering hierop is wanneer uit het pgb-plan blijkt waarom een hoger tarief nodig is, bijvoorbeeld als er zeer gespecialiseerde ondersteuning nodig is.

Artikel 8.7 Eisen aan de zorgovereenkomst

Het college controleert de zorgovereenkomst die de inwoner heeft gesloten. De zorgovereenkomst behoort aan de volgende eisen te voldoen:

  • -

    De zorgovereenkomst is afgesloten voor een bepaalde tijd: de overeenkomst loopt gelijk met de besproken indicatieduur. Een zorgovereenkomst voor onbepaalde tijd zal worden afgekeurd.

  • -

    In de zorgovereenkomst wordt in de regel een uurloon afgesproken. Ook voor ondersteuning door een non professional geldt dat er in de regel alleen zorgovereenkomsten goedgekeurd worden waarbij er sprake is van uurloon.

Wanneer de zorgovereenkomst niet aan de gestelde eisen voldoet, gaat het college met de inwoner of zijn vertegenwoordiger in gesprek om dit te laten aanpassen. Mocht op grond van de gesloten zorgovereenkomst vragen opkomen over de pgb-vaardigheden van de inwoner of zijn vertegenwoordiger, kan dit een reden zijn om het pgb niet toe te kennen.

Artikel 8.8 Eisen aan een vertegenwoordiger

Wanneer een inwoner niet over de pgb-vaardigheden beschikt, zoals genoemd in artikel 8.2.2, kan een vertegenwoordiger (een deel van) de taken overnemen. De eisen aar de budgethouder aan moet voldoen, gelden ook voor de vertegenwoordiger.

 

Het college kent geen pgb toe wanneer de vertegenwoordiger een relatie heeft met de zorgverlener. Ook kent het college geen pgb toe wanneer de vertegenwoordiger van de inwoner met een ondersteuningsbehoefte, ook de zorgverlener is. Een uitzondering hierop is wanneer er non-professionele ondersteuning door ouders/verzorgers wordt geleverd die tevens wettelijk vertegenwoordiger zijn van de zorgontvanger.

Artikel 8.9 Persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen

Het persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen wordt vastgesteld op maximaal de kosten van de maatwerkvoorziening in natura. Deze worden bepaald op basis van contracten die met leveranciers zijn afgesloten. Als voor de maatwerkvoorziening geen contract is afgesloten, worden de kosten bepaald op basis van een door het college op te vragen offerte(s). Voor zover van toepassing, worden bij het persoonsgebonden budget voor de maatwerkvoorziening bedragen meegenomen voor het onderhoud en de verzekering.

Artikel 8.9.1 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget voor materiële maatwerkvoorzieningen

Wanneer er sprake is van een persoonsgebonden budget voor een materiële maatwerkvoorziening wordt er eenmalig een bedrag uitgekeerd. Voor deze voorziening levert de inwoner binnen zes maanden een aankoopverplichting aan bij het college. De betaling van het budget vindt plaats na aanlevering van het bewijs van aankoop, een onderhoudscontract en, indien van toepassing, een verzekeringsbewijs. De voorziening wordt in één keer volledig uitbetaald; de componenten voor het onderhoud en de verzekering worden in jaarlijkse termijnen betaald.

Artikel 8.9.2 Onderhoud materiële maatwerkvoorzieningen

De gemeente hanteert voor een maatwerkvoorziening een gebruiksduur van zeven jaar. Wanneer de maatwerkvoorziening is aangeschaft via het persoonsgebonden budget, is de betrokkene verplicht de aangeschafte maatwerkvoorziening gedurende de gebruiksduur voldoende te laten onderhouden. Bij de aanschaf van elektrische maatwerkvoorzieningen, zoals een elektrische rolstoel of scootmobiel, via het persoonsgebonden budget, is de gebruiker tevens verplicht een aansprakelijkheidsverzekering af te sluiten (eerste drie jaar all risk).

Artikel 8.9.3 Hoogte persoonsgebonden budget tweedehands materiële maatwerkvoorzieningen

De hoogte van het pgb wordt vastgesteld op de kostprijs van de goedkoopst adequate individuele voorziening in natura. Indien dit een tweedehands voorziening betreft, dan kan het college de hoogte daar dus op baseren, mits de cliënt met dit bedrag dan ook daadwerkelijk de voorziening kan aanschaffen bij een aanbieder.

Artikel 8.10 Aanvraag persoonsgebonden budget gedurende verstrekkingstermijn

Indien binnen de termijn waarvoor het persoonsgebonden budget is verstrekt opnieuw een persoonsgebonden budget wordt aangevraagd, dan wordt deze eventueel verstrekt onder inhouding van het bedrag van de restwaarde van de eerder verstrekte maatwerkvoorziening.

Artikel 8.11 Controle rechtmatigheid persoonsgebonden budget

Controle op besteding van het persoonsgebonden budget vindt plaats via de gemeente. De gemeente kan steekproefsgewijs onderzoeken of het persoonsgebonden budget rechtmatig wordt besteed en wordt gebruikt om het resultaat, zoals omschreven in de beschikking, te realiseren. Blijkt bij controle dat het persoonsgebonden budget aan een ander doel of activiteit is besteed dan waar het voor is toegekend, dan kan het college het persoonsgebonden budget geheel of gedeeltelijk terugvorderen. In voorkomende gevallen kan het bedrag ook bij erfgenamen teruggevorderd worden. Daarbij wordt in redelijkheid en billijkheid gehandeld.

Artikel 8.11.1 Controle doelen persoonsgebonden budget

De inwoner stelt een pgb-plan op met hierin de doelen, activiteiten en evaluatiemomenten. Incluzio Leiderdorp kan ervoor kiezen om periodiek met de budgethouder te spreken over de voorgang van het pgbplan en de situatie van de inwoner. Dat kan bijvoorbeeld wanneer er sprake is van twijfels over de regievaardigheid, bij een indicatie met een lange looptijd, bij te verwachten veranderingen in de persoonlijke omstandigheden of op basis van risico-indicatoren.

Artikel 8.12 Beëindigen persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget kan beëindigd worden wanneer uit heronderzoek vastgesteld wordt dat de gestelde doelen niet gehaald worden omdat de zorgverlener niet voldoende gericht is op het bereiken van de doelen en/of dat de ondersteuning onvoldoende cliëntgericht is.

 

Als uit het heronderzoek blijkt dat de inwoner of zijn vertegenwoordiger onvoldoende heeft geprobeerd om de ondersteuning bij te sturen, is ook dat een grond om het persoonsgebonden budget te beëindigen. Als de inwoner wel voldoende pgb-vaardig is en door omstandigheden het resultaat niet gehaald is, kan de inwoner een andere zorgverlener zoeken en daar een zorgovereenkomst mee sluiten.

Hoofdstuk 9. Overige bepalingen

Artikel 9.1 Mantelzorgondersteuning

Mantelondersteuning is het pakket aan diensten, activiteiten en goederen dat beschikbaar wordt gesteld aan de mantelzorger en dat tot doel heeft de mantelzorger te ondersteunen bij zijn ondersteuning aan de inwoner. De ondersteuning heeft onder meer betrekking op: cursussen, lotgenotencontacten, informatie en advies, respijtzorg en de jaarlijkse Dag van de Mantelzorg op.

Artikel 9.1.1 Mantelzorgwaardering

Mantelzorgers kunnen aanspraak maken op een mantelzorgwaardering als erkenning voor wat zij voor een inwoner van Leiderdorp doen. Alle mantelzorgers die zorg verlenen in Leiderdorp komen in aanmerking voor de waardering. Dit houdt in dat de mantelzorger zelf woonachtig kan zijn in een andere gemeente, maar degene voor wie gezorgd wordt in Leiderdorp woont. Aan de uitreiking van de mantelzorgwaardering kan het college voorwaarden verbinden.

Artikel 9.1.2 Respijtzorg

Respijtzorg is de ondersteuning die aan de inwoner wordt toegewezen voor de momenten dat de mantelzorger niet in de gelegenheid is ondersteuning te bieden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen:

  • -

    maatregelen die nodig zijn om een mantelzorger de ondersteuning te kunnen laten bieden; en

  • -

    maatschappelijke ondersteuning (eventueel in de vorm van een maatwerkvoorziening) die een mantelzorger nodig heeft voor zijn eigen zelfredzaamheid en participatie.

Artikel 9.1.3. Maatwerkvoorziening kortdurend verblijf

Kortdurend verblijf is een vorm van respijtzorg. Het zwaartepunt ligt vooral op logeren, met als doel het overnemen van het (permanente) toezicht ter ontlasting van de persoon die de gebruikelijke hulp geeft of de mantelzorger. Er is geen sprake van (medische) opname in het kader van de Zorgverzekeringswet (Zvw) of de Wet langdurige zorg (Wlz). Ook is er geen sprake van spoed of crisis.

 

Iemand komt in aanmerking voor kortdurend verblijf, wanneer:

  • -

    hij een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische aandoening of beperking heeft, of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap;

  • -

    hij zowel een maatwerkvoorziening begeleiding ontvangt en ondersteuning krijgt bij persoonlijke verzorging;

  • -

    hij is aangewezen op zorg gepaard gaand met (permanent) toezicht; en

  • -

    hij hierop gedurende maximaal drie etmalen per week is aangewezen;

  • -

    de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de inwoner levert, noodzakelijk ontlast dient te worden.

Het kortdurend verblijf kan maximaal 72 uur per week bedragen met een maximum van 52 etmalen per jaar, maar kan flexibel worden ingezet. Het kortdurend verblijf wordt geboden in een instelling of in een accommodatie.

 

Het vervoer naar de locatie waar het kortdurend verblijf wordt geboden is enkel inbegrepen, wanneer de mantelzorger niet in staat is de inwoner te brengen (en te halen) en er geen andere vervoersmogelijkheden zijn om de locatie te bereiken.

Artikel 9.2 Ondersteuning aan 18-23 jarigen

Wanneer een inwoner individuele jeugdhulpvoorziening ontvangt op de grond van de Jeugdwet en 18 jaar wordt, kan de begeleiding doorlopen. Of en op welke wijze dit het geval is, zal worden bepaald door de Coöperatie Jeugdhulp. De invulling van de begeleiding is zowel afhankelijk van de mogelijkheden van de aanbieder(s), als van de behoefte van de jongere. Het perspectiefplan van de jongere, opgesteld door de jongere en het JGT, kan de input vormen voor mogelijke ondersteuning via de Wmo.

Artikel 9.3 Toezichthoudend ambtenaar

De gemeente is verplicht een toezichthoudende ambtenaar aan te stellen. De Leidse regio borgt dit door de functie van toezichthoudend ambtenaar te beleggen bij de GGD Hollands Midden.

Artikel 9.4 Toezichthouder rechtmatigheid

Het college heeft ook een toezichthouder rechtmatigheid aangesteld. Deze ziet er op toe dat de toegekende maatwerkvoorzieningen -in zorg in natura (ZIN) of persoonsgebonden budget (pgb)- rechtmatig worden besteed. In de Leidse regio is dit belegt bij het team Toezicht in de Zorg.

Artikel 9.5 Meldcode huiselijk geweld

Wanneer een professional vermoedens heeft van huiselijk geweld of kindermishandeling, is deze verplicht de Wet verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, te volgen. Het gaat hierbij niet alleen om vermoedens van fysiek geweld, maar ook van psychisch of seksueel geweld en vermoedens van verwaarlozing.

Artikel 9.6 Privacy

Inwoners die een beroep doen op hulp, hebben zelf de regie over hun gegevens. Voor het uitwisselen van persoonsgegevens is altijd de toestemming van de inwoner nodig. Met persoonsgegevens worden alle gegevens bedoeld die direct of indirect herleidbaar zijn tot de inwoner. Professionals dienen zorgvuldig af te wegen óf en welke informatie noodzakelijk is om gedeeld te worden. Gegevensuitwisseling dient te voldoen aan de standaarden, zoals vermeld in de AVG.

Artikel 9.7 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2022

  • 2.

    Deze beleidsregels treden na hun bekendmaking in werking op 1 januari 2022.

  • 3.

    Met de inwerkingtreding van deze beleidsregels worden de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2021 ingetrokken.

Vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders op 21 december 2021.

Secretaris,

Burgemeester,

Bijlage 1. Dreigende overbelasting mantelzorger

 

Het kan zijn dat degene van wie wordt verwacht dat hij taken overneemt, overbelast dreigt te raken. Er is sprake van een disbalans tussen draagkracht en draaglast. Het kan heel duidelijk zijn dat de mantelzorger of de persoon die gebruikelijke hulp levert overbelast is, in ander gevallen is dat minder duidelijk en zal dit in het gesprek moeten worden uitgediept.

 

Factoren die van invloed zijn op de draagkracht zijn onder meer:

  • -

    lichamelijke conditie;

  • -

    geestelijke conditie;

  • -

    wijze van omgaan met problemen (coping);

  • -

    motivatie voor zorgtaak;

  • -

    sociaal netwerk.

Factoren die van invloed zijn op de draaglast zijn onder meer:

  • -

    omvang en mate van (niet te )plannen zorgtaken;

  • -

    ziektebeeld en prognose;

  • -

    inzicht van mantelzorger in ziektebeeld van de zorgvrager;

  • -

    woonsituatie;

  • -

    bijkomende sociale problemen;

  • -

    bijkomende emotionele problemen;

  • -

    bijkomende relationele problemen.

Symptomen die zouden kunnen wijzen op overbelasting

Diverse symptomen zijn waar te nemen bij (dreigende) overbelasting. Het is mogelijk, dat slechts één van deze symptomen waarneembaar is, maar over het algemeen zullen meerdere symptomen gecombineerd optreden. De mate waarin de symptomen zich manifesteren, zijn verschillend van persoon tot persoon. Daarnaast dient men zich te bedenken dat het hierbij om veelal, aspecifieke symptomen gaat, die ook bij andere stoornissen kunnen passen. Het bestaan van deze symptomen moet dus als een mogelijk signaal worden opgevat.

 

Indien er meerdere van onderstaande symptomen aanwezig zijn, is het raadzaam dat de mantelzorger zijn huisarts raadpleegt, omdat bij langdurige aanwezigheid en/of verwaarlozing van dergelijke symptomen weer kunnen leiden tot andere, ernstige stoornissen.

 

Mogelijke symptomen van overbelasting zijn:

  • -

    gespannen spieren, vaak in schoudergordel en rug;

  • -

    hoge bloeddruk;

  • -

    gewrichtspijn;

  • -

    gevoelens van slapte;

  • -

    slapeloosheid;

  • -

    migraine, duizeligheid;

  • -

    spierkrampen;

  • -

    verminderde weerstand, ziektegevoeligheid;

  • -

    opvliegingen;

  • -

    ademnood en gevoelens van beklemming op de borst;

  • -

    plotseling hevig zweten;

  • -

    gevoelens van beklemming in de hals;

  • -

    spiertrekkingen in het gezicht;

  • -

    verhoogde algemene prikkelbaarheid, boosheid, (verbale) agressie, zwijgen;

  • -

    ongeduld;

  • -

    vaak huilen;

  • -

    neerslachtigheid;

  • -

    isolering;

  • -

    verbittering;

  • -

    concentratieproblemen;

  • -

    dwangmatig denken, niet meer kunnen stoppen;

  • -

    rusteloosheid;

  • -

    perfectionisme;

  • -

    geen beslissingen kunnen nemen;

  • -

    denkblokkades.

Vragen aan de mantelzorger

Mogelijke vragen die tijdens het gesprek die kunnen helpen bij het signaleren van eventuele overbelasting van de mantelzorger.

  • -

    Hoe ervaart de mantelzorger het zorgen voor de inwoner?

  • -

    Hoe is de (lichamelijke en geestelijke) gezondheid van de mantelzorger?

  • -

    Zijn er signalen van overbelasting: nervositeit, vermoeidheid?

  • -

    Heeft de mantelzorger een uitlaatklep? Heeft hij de mogelijkheid om activiteiten buitenshuis te doen? Kan hij zijn verhaal kwijt bij vrienden, familie of professionals? Wordt er respijtzorg geboden zodat de mantelzorger even op adem kan komen?

  • -

    Hoe is de relatie tussen de mantelzorger en cliënt? Hoe stelt de cliënt zich op, veeleisend of juist dankbaar? Kan de mantelzorger grenzen aangeven en ‘nee’ zeggen? Is er irritatie tussen de mantelzorger en cliënt?

  • -

    Heeft de mantelzorger inzicht in de ziekte van de cliënt? (Als men weet dat bepaald gedrag uit de ziekte voortkomt, kan het gemakkelijker zijn dat gedrag te accepteren.)

  • -

    Hoeveel tijd heeft de mantelzorger? Heeft iemand een baan, een eigen gezin, een ander familielid dat zorg behoeft?

  • -

    Is de zorg te plannen of is er continue controle en toezicht nodig?

  • -

    Hoe is de prognose? (Een terminale situatie is altijd zwaar, maar een situatie die langdurig en stabiel is, kan ook veeleisend zijn.)

  • -

    Wat zijn de knelpunten in de zorg?

  • -

    Hoe is de woonsituatie? Woont men afgelegen?

Bijlage 2. Ondersteuningsterreinen

De inwoner kan beperkingen ondervinden op de volgende terreinen:

  • -

    sociale redzaamheid;

  • -

    bewegen en verplaatsen;

  • -

    probleemgedrag;

  • -

    psychisch functioneren;

  • -

    oriëntatiestoornissen.

2.1 Sociale redzaamheid

Bij sociale redzaamheid gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    een gesprek voeren: begrijpen wat iemand zegt en zich begrijpelijk maken;

  • -

    initiëren en uitvoeren van eenvoudige taken;

  • -

    initiëren en uitvoeren van complexere taken;

  • -

    lezen, schrijven en rekenen;

  • -

    communicatiehulpmiddel(en) gebruiken;

  • -

    dagelijkse bezigheden uitvoeren en regelen;

  • -

    problemen oplossen en besluiten nemen;

  • -

    zelf administratieve zaken bijhouden en eigen geld beheren;

  • -

    (naar behoefte) sociale contacten aangaan en onderhouden.

2.2 Bewegen en verplaatsen

Bij bewegen en verplaatsen gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    lichaamspositie handhaven;

  • -

    grove hand- en armbewegingen maken;

  • -

    fijne handbewegingen maken;

  • -

    lichtere voorwerpen tillen;

  • -

    gecoördineerde bewegingen maken met benen en voeten;

  • -

    lichaamspositie veranderen;

  • -

    trap op en af gaan zonder hulp(middelen);

  • -

    zich verplaatsen met hulp(middelen);

  • -

    voortbewegen binnenshuis, zonder hulp(middelen);

  • -

    gebruik maken van het openbaar vervoer;

  • -

    eigen vervoermiddel gebruiken;

  • -

    voortbewegen buitenshuis zonder hulp(middelen);

  • -

    korte afstanden lopen;

  • -

    zwaardere voorwerpen tillen.

2.3 Probleemgedrag

Bij probleemgedrag gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    destructief gedrag (gericht op zichzelf en/of de ander, zowel letterlijk als figuurlijk);

  • -

    dwangmatig gedrag;

  • -

    lichamelijk agressief gedrag;

  • -

    manipulatief gedrag;

  • -

    verbaal agressief gedrag;

  • -

    zelf verwondend of zelfbeschadigend gedrag;

  • -

    grensoverschrijdend seksueel gedrag.

2.4 Psychisch functioneren

Bij psychisch functioneren gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    concentratie;

  • -

    geheugen en denken;

  • -

    perceptie van omgeving.

2.5 Oriëntatiestoornissen

Bij oriëntatiestoornissen gaat het om de volgende aspecten:

  • -

    desoriëntatie in persoon (persoon herkent mensen in zijn omgeving niet meer, of herkent personen wel, maar kan ze niet plaatsen);

  • -

    desoriëntatie in tijd en ruimte (persoon weet niet meer welke dag het is, tijdbesef is niet meer aanwezig, persoon weet niet hoe lang geleden iets is gebeurd en/of op welke volgorde gebeurtenissen zich voordeden);

  • -

    oriëntatie naar plaats (persoon herkent niet meer waar hij woont, raakt de weg in huis en/of buurt kwijt, weet niet hoe hij van de ene naar de andere plek kan komen).

Bijlage 3. Voorbeelden algemene voorzieningen (niet limitatief)

 

  • -

    budgetbeheer;

  • -

    budgetbegeleiding;

  • -

    vrijwillige schuldhulp en/of schuldhulpverlening;

  • -

    boodschappenservice;

  • -

    maaltijdenservice (zoals tafeltje-dek-je, Apetito), kant-en-klaar of koel-vers-maaltijden;

  • -

    wasserij;

  • -

    glazenwasser (buitenzijde);

  • -

    voorschoolse, tussenschoolse en naschoolse (kinder)opvang;

  • -

    gastouders;

  • -

    mogelijkheid tot het inzetten van vrijwilligers via het welzijnswerk;

  • -

    openbare en algemene activiteiten van Incluzio (zoals dagactief of de langste eettafel);

  • -

    openbaar vervoer;

  • -

    buurthuis;

  • -

    klussendienst;

  • -

    formulierenhulp;

  • -

    ouderenadviseur;

  • -

    huisarts;

  • -

    hondenuitlaatservice;

  • -

    opnemen zorgverlof;

  • -

    financieel administratieve ondersteuning;

  • -

    mantelzorgcoach.

Bijlage 4. Voorbeelden algemeen gebruikelijke voorzieningen (niet limitatief)

 

WOONVOORZIENINGEN

Aankleedtafel voor kinderen en volwassenen

Airco – losse eenheid

Antislipcoating

Antislip tegels bij nieuwbouw of renovatie

Automatische deuropeners voor garages

Badplank

Vervanging lavet door douche

Centrale verwarming

Dakkapellen

Douchecabine

Douchekop en glijstang (uitzondering mogelijk als glijstang tevens als wandbeugel wordt gebruikt).

Douchezitje (behoudens douchezitjes waarvoor grotere bouwkundige ingrepen nodig zijn of deze verrijdbaar moeten zijn)

Drempelhulpen (t/m 5 cm)

Een-greeps-mengkranen

Eenhendelmengkraan (m.u.v. lange hendel)

Elektrische bediening inrichtingselementen (licht, gordijnen, zonwering)

Elektrische bediening zonwering

Kookplaten inductie en keramisch

Handgrepen/beugels/trapspilbeugels (m.u.v. stationaire/opklapbare toiletbeugels, wastafelbeugels)

Raamopeners (m.u.v. rolstoelgebonden personen)

Renovatie badkamer (20 jaar)

Renovatie keuken (15 jaar)

Screens en zonneschermen zonder dat deze medisch noodzakelijk zijn

Thermostatische mengkraan

Toiletpot (verstelbaar/verlaagd/verhoogd 6+ t/m 9+)

Toiletverhoger (los)

Magnetron

Wasmachine en droger

Sta-op stoel

Po-stoel

Trippelstoel (soms is via de zorgverzekering een vergoeding mogelijk)

Eenvoudige rolator

Verlichting (zoals dimbare lichten).

 

Douchestoel

 

VERVOERSVOORZIENINGEN

Airconditioning auto

Automatische transmissie auto

Blindering auto

Elektrische raambediening auto

Stuurbekrachtiging auto

Bakfiets

Aankoppelfiets voor kinderen

Elektrische fiets

Fiets – buggy (tot 18 kilo)

Fiets met hulpmotor

Fietskarretje voor kinderen (voor fiets en scootmobiel)

Ligfiets

Fiets met lage instap

Rolstoel voor kortdurend gebruik

Scooters en brommers

Brommobiel/invalidenvoertuig (canta)

Bijlage 5. Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning

 

Het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning maakt onderdeel uit van de Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning van de gemeenten in de Leidse regio. Het betreft een leidraad waarin werkzaamheden en uitgangspunten geformuleerd worden die leiden tot een schoon en leefbaar huis. Benadrukt wordt dat het een leidraad betreft en dat samen met de inwoner gekeken wordt welke werkzaamheden in de specifieke situatie overgenomen moeten worden of welke keuzes en afwegingen de inwoner in overleg met zorgaanbieder maakt. Het leveren van maatwerk is het uitgangspunt.

 

Huishoudelijke Ondersteuning wordt resultaatgericht ingezet. “Hoe” de resultaten het beste gerealiseerd kunnen worden, wordt overgelaten aan de zorgaanbieder in overleg met de inwoner. Hierbij wordt ook gekeken welke werkzaamheden de inwoner zelf nog kan uitvoeren (of het sociale netwerk). Afspraken hierover leggen de inwoner en de zorgaanbieder vast in een zorgovereenkomst/ondersteuningsplan. Daar waar inwoner en zorgaanbieder niet gezamenlijk tot een plan/overeenkomst kunnen komen, zal de gemeente betrokken worden om in goed overleg met partijen tot een werkbare oplossing te komen.

 

Begrippen

  • a.

    Leefruimten:

    • a)

      Primaire leefruimten: Het gaat om de ruimten die frequent (dagelijks of in ieder geval meerdere keren per week) in gebruik zijn, zoals de woonkamer, de kamer(s) die als slaapkamer worden gebruikt, de hal, de keuken, het toilet en de badkamer;

    • b)

      Overige ruimten: Het gaat om de ruimten die niet frequent gebruikt worden, zoals een berging, een zolder of balkon.

  • b.

    Opmerkzaamheid: Van de hulpverlener wordt verwacht dat hij/zij alert is op veranderingen in de situatie van de cliënt.

Variatie in Huishoudelijke Ondersteuning (te behalen resultaten)

Onder Huishoudelijke ondersteuning vallen:

  • -

    huishoudelijke ondersteuning basis;

  • -

    huishoudelijke ondersteuning speciaal;

  • -

    thuisondersteuning.

Bij het bepalen welke ondersteuning nodig is en in welke intensiteit ondersteuning geboden moet worden, wordt gekeken naar de te behalen resultaten, de aanwezigheid van verzwarende omstandigheden en de noodzaak om (eventuele) begeleiding in te zetten bij het dagelijks functioneren.

 

a) Huishoudelijke ondersteuning basis

De te behalen resultaten bij het inzetten van huishoudelijke ondersteuning basis zijn het schoon en leefbaar houden van de primaire leefruimten van de woning en het optioneel verzorgen van de was. De begrippen schoon en leefbaar huis en het verzorgen van de was zijn als volgt gedefinieerd.

 

Schoon en leefbaar huis: De primaire leefruimten van het huis moeten schoon en opgeruimd zijn volgens algemeen gebruikelijke hygiënische normen. Daarmee wordt voorkomen dat de woning vervuilt.

 

Wasverzorging: Verzorging van de was, omvat het machinaal wassen, laten drogen en opvouwen van kleding en linnen- en beddengoed. Het strijken van kleding en/of linnen- en beddengoed vindt in principe niet plaats. In overleg met de cliënt kan eventueel bovenkleding worden gestreken zolang dit niet ten koste gaat van andere noodzakelijke werkzaamheden.

 

b) Huishoudelijke ondersteuning speciaal

De te behalen resultaten bij het inzetten van huishoudelijke ondersteuning speciaal zijn naast het realiseren van een schoon en leefbaar huis en optioneel de wasverzorging, de regievoering over het huishouden. Het regie voeren over het huishouden is als volgt gedefinieerd.

 

Regie voeren over het huishouden: Er wordt vanuit gegaan dat cliënten zelf in staat zijn om hun dagelijkse huishouden te plannen. Indien dit niet het geval is, maar iemand dat wel zou kunnen aanleren, wordt (tijdelijke) ondersteuning geboden gericht op het aanleren hiervan. Indien het gaat om het plannen en beheren van middelen voor het voeren van het huishouden, gaat het specifiek om advies over het kopen van levensmiddelen, het plannen van huishoudelijke activiteiten en/of het beheer van de levensmiddelenvoorraad en artikelen voor het uitvoeren van de huishoudelijke ondersteuning. Het doen van de boodschappen valt hier niet onder.

 

c) Thuisondersteuning

In sommige situaties kan het nodig zijn dat naast huishoudelijke ondersteuning ook individuele begeleiding noodzakelijk is. De combinatie van huishoudelijke ondersteuning en begeleiding, zetten we in als Thuisondersteuning. Het heeft als doel te zorgen dat inwoners zo zelfstandig mogelijk kunnen blijven wonen.

Deze begeleiding kan nodig zijn bij:

  • -

    beperkte zelfredzaamheid;

  • -

    risico op verwaarlozing;

  • -

    onvoldoende aanwezigheid van hulp van anderen (geen sociaal netwerk); - fors gebrek aan regie bij dagelijks leven.

Het is niet mogelijk om naast Thuisondersteuning ook nog Begeleiding Individueel in te zetten. Indien de behoefte aan “begeleiding bij het dagelijks functioneren” groter is dan binnen de Thuisondersteuning kan worden ingezet, zullen aparte beschikkingen voor Huishoudelijke Ondersteuning en Begeleiding Individueel worden afgegeven.

 

Verzwarende omstandigheden

Er kunnen factoren zijn die ervoor zorgen dat schoonmaakwerkzaamheden met een hogere frequentie of intensiever moeten plaatsvinden. Cliënten zijn in eerste instantie zelf verantwoordelijk om de factoren die leiden tot een hogere frequentie weg te nemen. Het kan daarbij gaan om roken door cliënten of eventuele huisgenoten, het aantal en de grootte van de meubels, de aanwezigheid van veel kleine spullen of het hebben van huisdieren. Indien de aanwezigheid van huisdieren tot vervuiling van de woning leidt zal Incluzio Leiderdorp het gesprek met de cliënt aangaan. De huishoudelijke hulp heeft de taak alert te zijn op verwaarlozing van huisdieren. In deze situaties is er (in principe) geen sprake van verzwarende omstandigheden. Per cliënt zal echter beoordeeld worden of er in die specifieke situatie sprake is van verzwarende omstandigheden. Onder verzwarende omstandigheden kunnen vallen (niet limitatief):

  • -

    de aanwezigheid van drie of meer kinderen onder de 12 jaar;

  • -

    ernstige beperkingen in het gebruik van armen en handen bij het uitvoeren van dagelijkse handelingen, bijvoorbeeld vanwege reuma, spasticiteit, verlamming of amputatie;

  • -

    ernstige beperkingen als gevolg van bedlegerigheid;

  • -

    een sterkere vervuiling van uw woning of de noodzaak van een hoger niveau van hygiëne bijvoorbeeld vanwege rolstoelgebondenheid, incontinentie, allergie voor huisstofmijt, de aanwezigheid van huisdieren of COPD.

De verzwarende omstandigheden kunnen van toepassing zijn bij huishoudelijke ondersteuning basis, huishoudelijke ondersteuning speciaal en thuisondersteuning. Indien sprake is van verzwarende omstandigheden gelden de volgende categorieën:

  • -

    huishoudelijke ondersteuning basis intensief;

  • -

    huishoudelijke ondersteuning speciaal intensief;

  • -

    thuisondersteuning intensief.

Veranderende situatie

De situatie van inwoners kan veranderen. Bijvoorbeeld doordat de gezondheid verandert of doordat de ondersteuning vanuit het netwerk wijzigt. Daarmee kan ook de behoefte aan ondersteuning wijzingen. Door korte lijnen tussen aanbieder en cliënt is er ruimte om daar waar nodig aanpassingen te verrichten in de mate van ondersteuning. Indien zorgaanbieder en cliënt concluderen dat het resultaat niet bereikt kan worden binnen de ingezette voorziening nemen zij contact op met Incluzio Leiderdorp.

 

Activiteiten

We maken onderscheid tussen basisactiviteiten en incidentele activiteiten. Het gaat daarbij om activiteiten ten behoeve van een schoon en leefbaar huis, wasverzorging en het voeren van regie over het huishouden. Samen met de cliënt wordt gekeken welke werkzaamheden de cliënt of zijn sociale netwerk uit kunnen uitvoeren en welke activiteiten de zorgaanbieder uitvoert. De daadwerkelijke frequentie en activiteiten zijn afhankelijk van de situatie van de inwoner.

 

Resultaat

 

Basisactiviteit

Maximale frequentie

Schoon en leefbaar huis

Woonkamer

Opruimen

1x per week

Stofzuigen

1x per week

Dweilen

1x per 2 weken

Stof afnemen

1x per week

Slaapkamer

Opruimen

1x per week

Stofzuigen

1x per week

Dweilen

1x per week

Stof afnemen

1x per week

Bed verschonen

1x per 2 weken

Keuken

Afval opruimen

1x per week

Stofzuigen

1x per week

Dweilen

1x per week

Keukenblok (buitenzijde)

1x per week

Kookplaats, spoelbak en tegelwand afnemen

1x per week

Sanitaire ruimtes

Toilet schoonmaken

1x per week

Natte cel schoonmaken

1x per week

Hal/gang

Stofzuigen

1x per week

Dweilen

1x per week

Stof afnemen

1x per week

 

Wasverzorging

Wassen en drogen van kleding

In overleg

 

Regie voeren

Plannen en beheren van middelen voor het huishouden

1x per week

Plannen van huishoudelijke taken

1x per week

 

Resultaat

Incidentele activiteit

Maximale frequentie

Schoon en leefbaar huis

Ramen binnenzijde

4x per jaar

Deur/deurposten nat afnemen

2x per jaar

Keukenkastjes (binnenzijde)

1x per jaar

Koelkast (binnenzijde)

3x per jaar

Oven/magnetron (binnenzijde)

2x per jaar

Afzuigkap reinigen

2x per jaar

Tegelwand natte cel afnemen

4x per jaar

Trap stofzuigen

1x per 4 weken

Bijlage 6. Normtijden maaltijdvoorziening

 

Maaltijdvoorziening

Activiteit

Normtijd

Bereiding van de broodmaaltijd

15 minuten per keer, maximaal 2 keer per dag

Bereiding van warme maaltijden

30 minuten per keer, maximaal 1 keer per dag

Toezicht op de maaltijd

30 minuten per keer, maximaal 3 keer per dag

Bijlage 7 - Individuele begeleiding en dagbesteding (begeleiding groep)

 

Als een inwoner een probleem heeft met zelfredzaamheid3 of participatie4, kan begeleiding worden ingezet. Begeleiding kan worden geboden als algemene voorziening of als maatwerkvoorziening en kan zowel ingezet worden in de vorm van individuele ondersteuning als groepsondersteuning.

 

De medewerker van Incluzio Leiderdorp kijkt samen met de inwoner welke ondersteuning passend is. Ontlasting van de mantelzorger kan daarbij een van de resultaten zijn. De resultaten of doelen die gerealiseerd kunnen worden door middel van begeleiding, zijn afhankelijk van de situatie van de cliënt. De geformuleerde resultaten of doelen bepalen niet of een inwoner gebruik moet maken van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening. Uitgangspunt is dat een inwoner gebruikmaakt van een algemene voorziening, tenzij blijkt dat een maatwerkvoorziening noodzakelijk is.

 

Algemene voorziening

De algemene voorziening is er voor inwoners met lichte of matige (regie)problemen en/of chronisch psychische of psychosociale problemen die belemmeringen ervaren in:

  • -

    het behouden of verkrijgen van een mate van zelfredzaamheid die nodig is voor het uitvoeren van de noodzakelijke algemeen dagelijkse levensverrichtingen;

  • -

    het voeren van een gestructureerd huishouden;

  • -

    het kunnen participeren in/ deelnemen aan het maatschappelijke verkeer;

  • -

    het functioneren binnen de persoonlijke levenssfeer.

De algemene voorzieningen wordt via Incluzio Leiderdorp geboden en is gericht op het bevorderen van zelfredzaamheid en participatie. Door middel van een algemene voorziening wil de gemeente inwoners een snelle en regelarme oplossing bieden voor de beperkingen die zij ondervinden.

 

De algemene voorziening kan zowel worden in gezet in de vorm van individuele ondersteuning als in de vorm van groepsondersteuning (dagbesteding). De medewerker van de Incluzio Leiderdorp kijkt samen met de inwoner (en de mantelzorger of het sociaal netwerk) of de algemene voorziening passend is. Als er vanuit het maatschappelijk middenveld en vrijwilligersorganisaties extra ondersteuning ingezet moet worden, dan zal dit samen met de inwoner en het sociaal netwerk bekeken worden. Ontlasting van de mantelzorger kan ook onderdeel zijn van de ondersteuning.

 

De algemene voorziening is passend bij lichte of matige (regie)problemen. Blijkt uit het eerste contact met de inwoner, of in de loop van de ondersteuning, dat er sprake is van zware regieproblemen, dan wordt de inwoner doorverwezen naar de gemeente en wordt geadviseerd een maatwerkvoorziening in te zetten. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij een complexe situatie (bij aanvang van de ondersteuning) of bij een vorderende dementie (in de loop van de ondersteuning). De signaleringsfunctie bij de algemene voorziening is van groot belang en moet voorkomen dat er onveilige of onwenselijke situaties ontstaan, zowel voor de inwoner als zijn omgeving.

 

Maatwerkvoorziening Individuele begeleiding

De maatwerkvoorziening Individuele Begeleiding bestaat uit:

 

  • -

    Begeleiding individueel Basis: Het gaat hier om mensen met somatische aandoeningen, psychosociale beperkingen, licht psychiatrische beperkingen, lichamelijke beperkingen en verstandelijke beperkingen.

  • -

    Begeleiding individueel Speciaal: Er is individuele begeleiding nodig en er is sprake van nietaangeboren hersenletsel (NAH) of stevige psychiatrische problematiek.

Begeleiding Individueel Speciaal is alleen aan de orde als een gespecialiseerde begeleider noodzakelijk is vanwege ernstige tekortschietende vaardigheden in het zelfregelend vermogen of zwaar regieverlies als gevolg van niet aangeboren hersenletsel (NAH) of psychiatrische problematiek. Het soort ondersteuning en medewerker dat nodig is, is intensiever dan bij Begeleiding Individueel Basis.

 

Uitgangspunt

Uitgangspunt is dat inwoners gebruik maken van de algemene voorziening voor individuele begeleiding, tenzij:

 

  • a.

    Individuele begeleiding die door de intensiviteit (langdurig (meer dan 3 uur per week) regelmatig schema) en/of momenten waarop de begeleiding plaats moet vinden, niet kan worden uitgevoerd door Incluzio Leiderdorp. De aard en complexiteit van de problematiek vraagt daarbij niet noodzakelijk om een hoogopgeleide, specialistische begeleider.

  • b.

    Individuele begeleiding waarbij de complexiteit van de ondersteuningsvraag vraagt om specifieke expertise, waardoor de begeleiding door een hoogopgeleide, specialist noodzakelijk is. Vaak zal de betrokkene, gezien de complexiteit en aard van de problematiek, ook in behandeling zijn (geweest). Om de begeleiding zo effectief mogelijk in te zetten, dient bij het bieden van de begeleiding afstemming te worden gezocht met een behandelaar.

Maatwerkvoorziening Dagbesteding (begeleiding groep)

De maatwerkvoorziening Dagbesteding (Begeleiding Groep) bestaat uit:

 

  • -

    Dagbesteding Basis: Het gaat hier om mensen met een psychiatrische achtergrond, een verstandelijke beperking of om ouderen met (somatische) beperkingen.

  • -

    Dagbesteding Speciaal: Het gaat hier om mensen met stevige problematiek door somatische aandoeningen, door (zwaardere) psychogeriatrie (dementie is vastgesteld), of door (zwaardere) verstandelijke of lichamelijke beperkingen.

Uitgangspunt

Ook bij dagbesteding is het uitgangspunt dat inwoners gebruikmaken van de algemene voorziening tenzij:

 

  • a.

    dagbesteding de hoeveelheid aan beperkingen (weinig/ middelmatig/veel) vraagt om specifieke expertise, waardoor de begeleiding door een hoogopgeleide, specialist noodzakelijk is.

  • b.

    dagbesteding waarbij de complexiteit van de ondersteuningsvraag vraagt om specifieke expertise, waardoor de begeleiding door een hoogopgeleide, specialist noodzakelijk is.