woensdag 2 november 2022
Originele publicatie downloaden:
Type bekendmaking:
algemeen verbindend voorschrift (verordening)



Financiële Verordening gemeente Leiderdorp 2023

De raad van de gemeente Leiderdorp;

 

gelezen het voorstel van 30 augustus 2022, nr. Z/22/134091/285207;

 

gezien het advies van het Politiek Forum van 4 oktober 2022;

 

gelet op het bepaalde in artikel 212 van de Gemeentewet;

 

b e s l u i t:

 

De "Verordening op de uitgangspunten voor het financieel beleid, alsmede de regels voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie van de gemeente Leiderdorp". Hierna te noemen: "Financiële Verordening gemeente Leiderdorp 2023" vast te stellen.

 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

 

  • 1.

    Administratie:

    Het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, het functioneren en het beheersen van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Leiderdorp en ten behoeve van de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • 2.

    Financiële administratie:

    Het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en samenvoegen van (financiële) gegevens van (onderdelen van) de organisatie van de gemeente Leiderdorp, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • De financieel-economische positie;

    • het financiële beheer;

    • de onderverdeling van de budgetten in de begroting;

    • de herzieningen van de begroting d.m.v. begrotingswijzigingen;

    • het afwikkelen van vorderingen en schulden, alsmede

    • tot het afleggen van rekening en verantwoording daarover bij de jaarrekening.

  • 3.

    Financieel beleid:

    De wijze waarop middelen ter beschikking komen en ter beschikking gekomen middelen worden gebruikt om de gemeentelijke doelstellingen te bereiken.

  • 4.

    Financieel beheer:

    Het uitoefenen van bestuur over en toezicht op het beheer van middelen en het uitoefenen van rechten van de gemeente Leiderdorp.

  • 5.

    Rechtmatigheid:

    Het in overeenstemming zijn met wet- en regelgeving, waaronder verordeningen en raads- en collegebesluiten.

  • 6.

    Doelmatigheid:

    De mate waarin de gemeente erin slaagt prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen te realiseren.

  • 7.

    Doeltreffendheid:

    De mate waarin de gemeente erin slaagt met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten te bereiken.

  • 8.

    BBV:

    Besluit Begroting en Verantwoording. Zoals door de minister vastgesteld.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2 Planning en Controlcyclus

De planning en control producten worden door het college aan de raad aangeboden ter besluitvorming, dan wel ter kennisneming. Het college biedt de stukken steeds tijdig aan doch uiterlijk voor de raad:

 

  • voor het zomerreces, de financiële kadernota;

  • voor het zomerreces, de bestuursrapportage tot en met april;

  • voor 15 juli, de jaarstukken van het voorgaande jaar;

  • voor 15 november, de programmabegroting en de meerjarenraming.

  • in de eerstvolgende raadsvergadering na de behandeling van de begroting, de bestuursrapportage tot en met augustus;

Artikel 3 Programma-indeling

  • 1.

    De raad stelt de programma-indeling vast.

  • 2.

    De raad stelt op voorstel van het college per programma relevante indicatoren vast voor het meten van de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid en het afleggen van verantwoording daarover.

Artikel 4 Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1.

    In de begroting worden per sub-programma de afwijkingen ten opzichte van de begroting na wijziging van het voorafgaande jaar groter dan € 50.000 toegelicht;

  • 2.

    In de jaarrekening worden per sub-programma de afwijkingen ten opzichte van de begroting na wijziging groter dan € 50.000 toegelicht;

  • 3.

    Voor de bepaling van het structureel en reëel evenwicht in zowel de begroting als de jaarrekening worden posten kleiner dan € 15.000 altijd als structureel aangemerkt tenzij het gaat om verrekeningen met reserves of baten en lasten inzake de grondexploitatie;

  • 4.

    Incidentele baten en lasten die kleiner zijn dan € 50.000 worden in de toelichting op de meerjarenraming bij de begroting resp. de baten en lasten van de jaarrekening in één totaalbedrag opgenomen.

  • 5.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie van de begroting worden van alle investeringsvoornemens het benodigde investeringskrediet weergegeven;

  • 6.

    In de jaarrekening wordt van de investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten weergegeven.

Artikel 5 Financiële kadernota

  • 1.

    Het college biedt de raad een nota aan met een voorstel over de kaders voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad geeft aan de hand van dit voorstel vóór het zomerreces de kaders aan voor het college voor het opstellen van de begroting van het komende jaar en de bijbehorende meerjarenraming.

Artikel 6 Autorisatie begroting, investeringskredieten en begrotingswijzigingen

  • 1.

    De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting het totaal van baten en lasten per programma, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen en de overhead, vennootschapsbelasting en onvoorzien.

  • 2.

    Bíj de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3.

    Bij de behandeling in de raad van de hierna in artikel 7 beschreven bestuursrapportage kan het college voorstellen doen voor wijziging van de door de raad geautoriseerde budgetten en investeringskredieten en bijstelling van het beleid.

  • 4.

    Begrotingswijzigingen van reserves of tussen programmabudgetten vanaf € 15.000 worden vooraf en met een toelichting aan de raad ter vaststelling aangeboden. Wijzigingen tot € 15.000 worden achteraf door middel van een begrotingswijziging aan de raad ter vaststelling voorgelegd.

  • 5.

    Voor investeringen tot maximaal € 150.000 die niet zijn opgenomen in het investeringsplan van de programmabegroting wordt de beschikbaar stelling van het krediet en de bijbehorende begrotingswijziging achteraf aan de raad ter vaststelling voorgelegd.

Artikel 7 Bestuursrapportage

  • 1.

    Het college informeert de raad door middel van een bestuursrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste vier en acht maanden van het begrotingsjaar.

  • 2.

    De rapportages worden door het college aan de raad aangeboden ter besluitvorming, uiterlijk op de in artikel 2 genoemde termijnen.

  • 3.

    In de bestuursrapportage wordt per (sub)programma gerapporteerd op relevante afwijkingen in de vastgestelde doelen, activiteiten, budgetten en investeringskredieten.

Artikel 8 GIG

  • 1.

    Het college informeert de raad twee maal per jaar over de financiële ontwikkeling en voortgang van de gemeentelijke grondexploitaties. Dit gebeurt door middel van:

    • a.

      De Gemeentelijke lntegrale Grondexploitatie (GlG). ln de GIG worden met peildatum 1- januari alle grondexploitaties opnieuw doorgerekend. De GIG wordt in het 2e kwartaal door het college ter vaststelling aangeboden aan de raad.

    • b.

      De voortgangsrapportage GIG als onderdeel van de bestuursrapportage over de eerste acht maanden. In de voortgangsrapportage GIG wordt gerapporteerd over de voortgang ten opzichte van de GIG per 1 januari. De belangrijkste financiële mutaties worden inzichtelijk gemaakt.

  • 2.

    Actualisaties van het grondexploitatiecomplex en de grondexploitatiebegroting met planinhoudelijke wijzigingen met financiële gevolgen groter dan € 150.000 resultaat, moeten opnieuw door de raad worden vastgesteld.

Artikel 9 Informatieplicht leningen, waarborgen en garanties

Het college informeert in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen van het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 150.000.

Hoofdstuk 3. Paragrafen

Artikel 10 Lokale heffingen

In de paragraaf Lokale heffingen bij de begrotingen de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

 

  • 1.

    Een overzicht van de lokale lastendruk in vergelijking met referentiegemeenten.

  • 2.

    De ontwikkeling van de lokale lastendruk over vier jaar.

Artikel 11 Weerstandsvermogen

In de paragraaf Weerstandsvermogen bij de begroting en de jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

 

  • 1.

    Een opsomming van de 10 risico's met de grootste invloed op de exploitatie, inclusief een inschatting van de kans dat deze risico's zich voordoen.

Artikel 12 Onderhoud kapitaalgoederen

In de paragraaf Onderhoud kapitaalgoederen bij begroting en jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

 

  • 1.

    De voortgang van het geplande onderhoud, ten opzichte van de beheerplannen.

  • 2.

    Het gewenste kwaliteitsniveau.

Artikel 13 Financiering

In de paragraaf Financiering bij de begroting en jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

 

  • 1.

    De kasgeldlimiet;

  • 2.

    De renterisiconorm.

Artikel 14 Bedrijfsvoering

In de paragraaf Bedrijfsvoering bij de begroting en jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

 

  • 1.

    De ontwikkeling van de loonkosten over vier jaar;

  • 2.

    De ontwikkeling van de inhuur derden over vier jaar

Artikel 15 Verbonden partijen

In de paragraaf Verbonden partijen bij de begroting en jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:.

 

  • 1.

    Een overzicht van de geraamde resp. werkelijke bijdrage aan de gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 16 Grondbeleid

In de paragraaf Grondbeleid bij de begroting en jaarstukken neemt het college naast de verplichte onderdelen op grond van het BBV in ieder geval op:

 

  • 1.

    De verwerving van gronden;

  • 2.

    De te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten.

Hoofdstuk 4. Financieel beleid

Artikel 17 Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor belastingen, leges, rioolheffingen en afvalstoffenheffing/reinigingsrechten voor het opvolgende jaar.

Artikel 18 Financiering en garanties

  • 1.

    Het college zorgt bij het uitoefenen van de financieringsfunctie voor het bereiken van de volgende doelstellingen:

    • a.

      het aantrekken van voldoende financiële middelen en het uitzetten van overtollige gelden om de programma's binnen de door de raad vastgestelde kaders van de begroting uit te voeren;

    • b.

      het beheersen van de risico's verbonden aan de financieringsfunctie zoals renterisico's, koersrisico's en kredietrisico's;

    • c.

      het beperken van de kosten van leningen;

    • d.

      het beperken van de interne verwerkingskosten en externe kosten bij het beheren van de geldstromen en financiële positíes.

  • 2.

    Het college neemt bij het uitvoeren van de financieringsfunctie de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      het uitzetten van overtollige geldmiddelen vindt plaats door storting in 's Rijks schatkist of middels uitzetting bij decentrale overheden, waarbij er geen sprake is van een toezichthouder relatie tussen geldnemer en geldgever;

    • b.

      overtollige geldmiddelen worden uitsluitend uitgezet tegen vastrentende waarden, dan wel in producten waarbij de hoofdsom tenminste aan het eind van de looptijd in tact is;

    • c.

      derivaten zijn niet toegestaan;

    • d.

      voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste drie prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd;

    • e.

      overeenkomsten voor het aangaan van leningen, het uitzetten van middelen of het verlenen van garanties luiden in euro.

  • 3.

    Het college motiveert in zijn besluit het publieke belang bij het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties en bij het aangaan van financiële participaties en neemt daarbij de volgende richtlijnen in acht:

    • a.

      de gemeente verstrekt uitsluitend leningen uit hoofde van de publieke taak als aantoonbaar vast staat dat de aanvrager geen lening van een financiële instelling kan verkrijgen.

    • b.

      de gemeente verleent uitsluitend garanties uit hoofde van de publieke taak als aantoonbaar vast staat dat de aanvrager zonder die garantie geen lening van een financiële instelling kan verkrijgen.

    • c.

      op beleidsvelden waar een waarborgfonds werkzaam is, verleent de gemeente uitsluitend garanties in aanvulling of als achtervang op garanties van dat waarborgfonds.

    • d.

      de gemeente verleent geen garantie als de daarmee samenhangende risico’s onacceptabel zijn of als sprake is van staatssteun als bedoeld in artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag.

    • e.

      de risico's van een garantie worden als onacceptabel aangemerkt als naar het oordeel van het college verwacht wordt dat de aanvrager in redelijkheid niet zal kunnen voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de betreffende lening.

    • f.

      het college bedingt indien mogelijk zekerheden ter beperking van de risico's.

Artikel 19 Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Reserves en voorzieningen worden ingesteld en opgeheven met een raadsbesluit.

  • 2.

    Bij een voorstel voor de instelling van een reserve of voorziening wordt minimaal aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel;

    • b.

      de voeding waarbij wordt vermeld of exploitatiesaldi bij de jaarafsluiting verrekend mogen worden;

    • c.

      de maximale hoogte of het signaalbedrag;

    • d.

      de looptijd, indien van toepassing.

  • 3.

    De toevoeging aan en aanwending van reserves wordt via de begroting resp. begrotingswijziging vooraf door de raad vastgesteld. Met uitzondering van de in artikel 6 lid 4 opgenomen bepaling.

  • 4.

    De toevoeging aan voorzieningen komt ten laste van het programma waarop de voorziening betrekking heeft. Bestedingen worden rechtstreeks ten laste van de voorziening geboekt.

  • 5.

    Bij daartoe door de raad aangewezen reserves worden positieve en negatieve exploitatiesaldi bij de jaarafsluiting verrekend met deze reserves. Die mutaties zijn resultaatbepalend.

  • 6.

    Het college stelt minimaal eens in de vier jaar een doorlichting Reserves en Voorzieningen op ter kennisgeving aan de raad waarbij minimaal de volgende onderdelen aan bod komen:

    • a.

      Actuele stand per 1 januari van het betreffende jaar

    • b.

      Onderbouwing van de relevantie

    • c.

      Actiepunten indien saldo boven signaalwaarde, of maximale waarde bijna bereikt is.

Artikel 20 Weerstandsvermogen

  • 1.

    De weerstandscapaciteit om negatieve gevolgen van optredende risico's af te dekken zonder consequenties voor het bestaande voorzieningenniveau bestaat uit algemene reserves en de post onvoorzien.

  • 2.

    Het college draagt zorg voor het systematisch monitoren, inventariseren en kwantificeren van de risico's die de gemeente loopt en het opstellen en actualiseren van beheersmaatregelen.

  • 3.

    De ratio weerstandsvermogen (verhouding tussen de geïnventariseerde risico's en de beschikbare weerstandscapaciteit) is minimaal 1.0 = tenminste voldoende. Bij een ratio lager dan 1.0 geeft het college aan welke maatregelen getroffen worden om die waarde weer op het gewenste niveau te krijgen.

  • 4.

    Voor het afdekken van specifieke risico's vormt de gemeente bij voorkeur geen afzonderlijke bestemmingsreserves. Risico's worden primair afgedekt door de daartoe aangewezen algemene reserves.

Artikel 21 Voorziening voor oninbare vorderingen

  • 1.

    Voor openstaande vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd. De omvang van deze voorziening wordt berekend volgens de statische- en/of dynamische methode. Het college stelt deze methode vast.

Artikel 22 Grondbeleid

  • 1.

    Het college biedt de raad minimaal eens in de vier jaar een Nota Grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. In de nota wordt minimaal aandacht besteed aan:

    • a.

      De strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      De uitgangspunten voor het opstellen van grondexploitaties, zoals winstneming, resultaatbestemming en prijsstelling van de verkoop van gronden.

    • c.

      De wijze van omgang met conjuncturele risico’s,

    • d.

      De wijze van omgang met project specifieke risico’s bij het bepalen van tussentijdse winstneming

  • 2.

    De conjuncturele risico’s zijn opgenomen in het weerstandsvermogen.

  • 3.

    Verliesvoorzieningen voor negatieve grondexploitaties worden tegen eindwaarde getroffen.

Artikel 23 Kapitaalgoederen

Het college biedt de raad minimaal ter vaststelling aan een:

 

  • 1.

    Integraal Waterketenplan / Rioleringsplan;

    • a.

      Het IWKP geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen voor de komende 10 jaar. Dit plan wordt elke 4 jaar geactualiseerd.

  • 2.

    Beheervisie Integraal Beheer Openbare Ruimte;

    • a.

      Eens in de 10 jaar de kaders voor het beoogde onderhoudsniveau van de kapitaalgoederen in de beheervisie IBOR.

    • b.

      De uitwerking van de beheervisie is een aangelegenheid van het college. Deze stelt per domein beheerplannen op om aan de gestelde beheervisie te kunnen voldoen en draagt zorg voor regelmatige actualisatie van deze beheerplannen.

  • 3.

    Nota gemeentelijke accommodaties;

    • a.

      Eens in de 5 jaar wordt in de Nota Gemeentelijke Accommodaties het kader voor het onderhoudsniveau voor de komende 10 jaar vastgesteld.

    • b.

      De uitwerking van de het kader is een aangelegenheid van het college. Deze stelt een beheerplan accommodaties op.

Artikel 24 Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Aankoop en vervaardiging van activa met een economisch of een maatschappelijk nut worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd.

  • 2.

    Bijdragen aan activa in eigendom van derden;

    • a.

      Deze bijdragen kunnen worden geactiveerd indien voldaan wordt aan de in artikel 61 van het BBV gestelde eisen.

    • b.

      De afschrijvingsduur van deze bijdragen is op grond van artikel 64 lid 6 BBV maximaal gelijk aan de afschrijvingsduur van de activa die door de betreffende derden wordt gehanteerd, waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.

  • 3.

    Kosten van geldleningen, het saldo van agio en disagio en activa met verkrijgingprijs van minder dan € 10.000, uitgezonderd gronden en terreinen, worden niet geactiveerd.

  • 4.

    Gronden en terreinen worden geactiveerd, maar er wordt niet op afgeschreven.

  • 5.

    Aan (lopende) investeringen en grondexploitaties wordt aan het begin van ieder boekjaar rente over de boekwaarde per 1 januari toegerekend. Rente op lopende investeringen komt ten laste van de rekening van baten en lasten en wordt niet geactiveerd.

  • 6.

    Afschrijven vaste activa;

    • a.

      Worden lineair afgeschreven.

    • b.

      Start in het jaar volgend op het jaar waarin het object in gebruik wordt genomen.

    • c.

      Bij de bepaling van de afschrijving kan om bedrijfseconomische redenen rekening worden gehouden met een restwaarde. aan het eind van de gebruiksduur tot 50% van de vervaardigings- of verkrijgingswaarde. De hoogte van de restwaarde wordt gemotiveerd in het raadsvoorstel..

  • 7.

    Samengestelde investeringen worden volgens de componentenbenadering afgeschreven (verschillende afschrijvingstermijnen voor verschillende onderdelen van de investering) tenzij de componenten kleiner zijn dan 10% van de investering met een maximum van € 10.000. In dat geval wordt de investering voor de afschrijftermijn als één geheel beschouwd.

  • 8.

    De afschrijvingstermijn mag niet langer zijn dan de verwachte levensduur. De volgende termijnen worden gehanteerd:

     

    Omschrijving activa

    Maximale afschrijvingstermijn

    Civiele kunstwerken Riolering Wegen en waterwegen Nieuwbouw (gebouwen/sporthal)

    50 jaar

    (Ver)Nieuwbouw onderwijs Renovatie riolering (relinen)

    40 jaar

    Onderlaag kunstkras sportvelden Openbare verlichting

    30 jaar

    Renovatie/groot onderhoud (onderwijs)gebouwen Verkeersvoorzieningen

    25 jaar

    Tijdelijke voorzieningen gebouwen Beveiligingsinstallaties gebouwen Straatmeubilair Verkeersregelinstallaties (VRI) Sporttechnische laag kunstgras sportvelden

    20 jaar

    Huisvesting milieustraat Technische installaties (klimaat, licht, liften, pompen en gemalen) Onderwijs- en kantoormeubilair Afvalbakken en (ondergrondse) containers Verkeersregelautomaten (VRA) Toplaag kunstgras sportvelden Speelvoorzieningen

    15 jaar

    Onderwijsleerpakker (OLP) Gladheidsbestrijding verkeer Voertuigen Beregeningsinstallaties

    10 jaar

    Automatisering (hard- en software) Kantoor- en communicatie apparatuur Kosten voor onderzoek en ontwikkeling

    5 jaar

Artikel 25 Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Het college stelt daarvoor kostenverdeelsleutels vast.

  • 2.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van heffingen, rechten en leges wordt uitgegaan van een aandeel in de overheadkosten ter grootte van de geraamde personele kosten (loonkosten + kosten van inhuur) die worden besteed aan de betreffende goederen, werken, diensten gedeeld door het totaal van de personele kosten.

  • 3.

    Bij het bepalen van de kostprijs van heffingen, rechten en leges worden naast de overhead ook de dotaties aan en vrijval van voorzieningen van de betrokken goederen, werken, diensten, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en de compensabele BTW (BCF) (voor zover van toepassing) bij de berekening betrokken.

Artikel 26 Rentetoerekening

  • 1.

    De interne rekenrente voor grondexploitatie en voor investeringen (omslagrente) wordt op de voorgeschreven wijze bepaald.

  • 2.

    Er wordt geen rente toegerekend aan de reserves, voorzieningen en over vooruit ontvangen subsidies en opbrengsten.

Hoofdstuk 5. Financieel beheer en interne controle

Artikel 27 Administratie

  • 1.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van activa met economisch nut, activa met maatschappelijk nut, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijk beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, evenals voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 28 Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de (debiteuren)vorderingen, de opgenomen leningen en de (crediteuren)schulden jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen minimaal eenmaal in de vier jaar. Bij afwijkingen in de registratie neemt het college maatregelen voor herstel van de tekortkomingen

Artikel 29 Misbruik en oneigenlijk gebruik

Het college zorgt voor en legt vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie

Artikel 30 Financiële organisatie

Het college zorgt voor en legt vast:

 

  • 1.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken en te leveren prestaties

  • 2.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden, zodat aan de eisen van interne controle wordt voldaan en de betrouwbaarheid van de verstrekte informatie aan beleids- en beheersorganen is gewaarborgd;

  • 3.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • 4.

    de regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

Artikel 31 Inkoop en aanbesteding

Het college zorgt voor en legt vast de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 32 Inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2023;

  • 2.

    Deze verordening treedt in de plaats van de "Financiële verordening gemeente Leiderdorp 2022" vastgesteld door de raad op 20 december 2021.

Artikel 33 Citeerartikel

Deze verordening wordt in de gemeentelijke stukken aangehaald onder de naam "Financiële Verordening gemeente Leiderdorp 2023".

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Leiderdorp op 10 oktober 2022,

de griffier a.

mevrouw E. van der Voorde

de voorzitter,

mevrouw L.M. Driessen-Jansen